1SEÑOR, sólo en ti confío. No permitas que mis enemigos me derroten. Líbrame, pues tú eres el Dios que siempre procede rectamente.2Respóndeme pronto cuando a ti clamo; inclina tu oído y escucha el susurro de mi súplica. Sé para mí la gran roca que me protege de mis enemigos.3Sí, tú eres mi roca y mi fortaleza; honra el nombre tuyo sacándome de este peligro.4Líbrame de la trampa que mis enemigos han armado para mí. Porque sólo en ti hallo protección.5En tus manos encomiendo mi espíritu. Tú, el Dios que cumple sus promesas, me has rescatado.6Odio a los que adoran ídolos sin valor; yo confío en el SEÑOR.7Irradio gozo por tu misericordia; porque me has escuchado en mis tribulaciones y has visto las crisis de mi espíritu.8No me entregaste a mi enemigo sino que me pusiste en un lugar seguro.9¡SEÑOR, apiádate de mí en mi angustia! Tengo los ojos enrojecidos de llorar; el dolor ha quebrantado mi salud.10Me va consumiendo la pena; mis años se han acortado, agotados por la tristeza. Mi desgracia ha acabado con mi fuerza. Me estoy acabando por dentro.11Todos mis enemigos se burlan, mis vecinos me desprecian y mis amigos tienen miedo de acercárseme. Temen toparse conmigo; vuelven la vista cuando yo paso.12Me han echado al olvido como a un muerto, como a vasija rota y desechada.13Son muchos los rumores que he oído acerca de mí, y estoy rodeado de terror. Se han confabulado contra mí mis enemigos, porque traman quitarme la vida.14Pero yo confío en ti, SEÑOR y digo: Tú eres mi Dios.15En tus manos está mi vida entera. Rescátame de quienes me persiguen implacables.16Que tu gracia brille sobre tu siervo; ¡sálvame tan sólo por tu misericordia!17SEÑOR, no permitas que me avergüencen, porque a ti he clamado. Que sean avergonzados los malvados, y acallados en el sepulcro.18Que sean silenciados sus labios mentirosos, porque hablan contra los justos con orgullo, desdén e insolencia.19¡Cuán grande es tu bondad para los que a la vista de la gente declaran que tú los rescatarás! Porque guardas grandes bendiciones para quienes en ti confían y te reverencian.20Oculta a tus amados en el refugio de tu presencia, a salvo bajo tu mano, a salvo de las lenguas acusadoras.21¡Bendito el SEÑOR, porque me ha demostrado que su infaltable amor me protege como cuando me hallaba en una ciudad a la que iban a atacar!22Hablé a la ligera cuando dije: «El SEÑOR me ha abandonado», pues tú escuchaste mi plegaria y me respondiste.23¡Amen al SEÑOR, ustedes los que le son fieles. El SEÑOR protege a quienes le son leales; pero castiga duramente a cuantos lo rechazan altivos.24Anímense y sean fuertes todos ustedes que confían en el SEÑOR.
Salmo 31
Het Boek
de Biblica1Een psalm van David voor de koordirigent.2Ik verberg mij bij U, HERE. Geef dat ik nooit tevergeefs bij U aanklop. Doe mij recht en bevrijd mij.3Luister toch naar mij en red mij vlug. Wees voor mij als een rots die beschutting biedt, als een sterke burcht, zodat ik word gered.4Want U bent voor mij een rots en een burcht, om de eer van uw naam zult U mij leiden op mijn weg.5U zult mij redden uit de valstrik die voor mij was uitgezet. Ik vertrouw U helemaal.6Mijn leven leg ik in uw handen, want U zult mij zeker bevrijden, HERE, mijn trouwe God.7Ik haat mensen die waarde hechten aan onbelangrijke en ijdele dingen. Zelf vertrouw ik alleen op de HERE.8Ik zing het uit en verblijd mij over uw goedheid en liefde. Want U hebt naar mij omgezien in mijn ellendige toestand, U kende mijn angst en spanningen.9U zorgde ervoor dat de vijand mij niet de baas werd. U hebt mij alle ruimte gegeven. Ik kon gaan waar ik wilde.10Help mij met uw genade, HERE, ik heb het zó moeilijk! Alles in mij kwijnt weg van narigheid. Het verdriet overmant mij!11Mijn leven gaat voorbij in verdriet en jarenlang leef ik zuchtend. Door mijn eigen slechtheid heb ik geen kracht meer over en lichamelijk ga ik alleen maar achteruit.12Voor hen die het mij moeilijk maken, ben ik een mikpunt van spot geworden, vooral voor mijn buren. Vrienden en bekenden schrikken als zij mij zien. Wie mij op straat tegenkomt, maakt rechtsomkeert.13Men denkt niet meer aan mij, het lijkt wel of ik dood ben voor anderen. Als gebroken servies ben ik, waardeloos.14Ik hoor het wel hoe men achter mijn rug over mij praat. De achterklap: ‘Heb je hém gezien?’ Zij overleggen met elkaar en maken plannen mij van het leven te beroven.15Toch is mijn vertrouwen op U gevestigd, HERE, ik spreek het ook tegen U uit: ‘U bent mijn God.16U bepaalt hoelang ik leef, verlos mij van mijn vijanden en achtervolgers.17Laat uw licht over mij, uw dienaar, schijnen en bevrijd mij door uw goedheid en trouw.18Ik roep tot U, HERE, beschaam mijn vertrouwen niet. Laat hen die zonder U leven, beschaamd staan. Breng hen tot zwijgen in het dodenrijk.19Breng de leugenaars tot zwijgen. Die spreken toch alleen maar trots en smalend tegen uw volgeling.20Wat een geweldige rijkdom wacht degenen die ontzag voor U hebben, allen die bij U schuilen. Zelfs de ongelovigen zullen het zien.21U verbergt de uwen en beschermt hen tegen de aanvallen van de mensen. U neemt hen op in uw huis waar ze veilig zijn voor roddels.’22Alle eer is voor de HERE, want Hij heeft mij op wonderbaarlijke wijze zijn goedheid en liefde getoond. Vooral toen ik het zo verschrikkelijk moeilijk had.23Terwijl ik in mijn angst dacht dat U mij vergeten was, hebt U juist mijn luide smeekbeden gehoord. U hoorde mij om hulp roepen.24Dit zeg ik tegen allen die God volgen: ‘Heb Hem van harte lief, want de HERE zorgt voor hen die Hem trouw volgen, maar Hij rekent grondig af met de hoogmoedigen.25Wees sterk, laat uw hart maar sterk en moedig zijn en blijf altijd op de HERE hopen.’