Salmo 32

Nueva Biblia Viva

de Biblica
1 ¡Qué felicidad la de aquellos cuya culpa ha sido perdonada! ¡Qué gozo hay cuando los pecados son borrados!2 ¡Qué alivio tienen los que han confesado sus pecados y a quienes el SEÑOR ha borrado su registro de delincuencia y que viven en completa honestidad!3 Hubo un tiempo en que yo rehusaba reconocer lo pecador que era. Pero era yo débil y miserable y gemía todo el día.4 Día y noche su mano pesaba sobre mí. Mi fuerza se evaporaba como agua en día de sol.5 Pero un día reconocí ante ti todos mis pecados y no traté de ocultarlos más. Dije para mí: «Se los voy a confesar al SEÑOR». ¡Y tú me perdonaste! Toda mi culpa se esfumó.6 Por eso los fieles te invocan en momentos de angustia; caudalosas aguas podrán desbordarse, pero a ellos no los alcanzarán.7 Tú eres mi refugio; tú me protegerás del peligro y me rodearás con cánticos de liberación.8 El SEÑOR dice: «Yo te instruiré y te guiaré por el mejor camino para tu vida; yo te aconsejaré y velaré por ti.9 No seas como el caballo ni como la mula que no tienen discernimiento y que necesitan un freno en la boca para no salirse del camino».10 Muchos dolores sobrevienen al malvado, pero el gran amor del SEÑOR envuelve a los que en él confían.11 ¡Regocíjense en él, ustedes los justos, y griten de júbilo todos ustedes los de recto corazón!

Salmo 32

Het Boek

de Biblica
1 Een leerzaam gedicht van David. Gelukkig is hij wiens misstap vergeven wordt en wiens zonden vergeten worden.2 Gelukkig is hij aan wie de HERE zijn zonde niet toerekent en wiens innerlijk eerlijk en oprecht is.3 Zolang ik mijn zonde niet beleed, kwijnde ik weg. Ik was de hele dag tot tranen toe bewogen.4 Dag en nacht voelde ik hoe U tot mijn geweten sprak. Ik schrompelde in elkaar als bij grote hitte.5 Toen heb ik U al mijn zonden beleden en niets voor U verborgen gehouden. Ik zei: ‘Ik zal de HERE alles opbiechten’ en toen hebt U mijn schuld vergeven.6 Laat iedere gelovige veel tot U bidden, nu U Zich nog laat vinden. Zelfs al komt grote ellende op hem af, dan nog zult U hem beschermen.7 U verbergt mij. U spaart mij voor moeilijke omstandigheden. U vult mijn hart met lofliederen over mijn bevrijding.8 ‘Ik, de HERE, laat u zien welke weg u moet gaan. Ik geef u raad en houd mijn oog op u gericht.9 Gedraag u dus niet als een paard of een muildier, dat met bit en teugels in bedwang moet worden gehouden. Dat wil Ik niet.’10 Iemand die zonder God leeft, krijgt veel zorgen en moeite te verduren. Maar wie op de HERE vertrouwt, wordt door zijn liefde en goedheid omringd.11 Wees blij in de HERE en zing een loflied, alle gelovigen! Laten allen die oprecht tegenover God staan, het uitjubelen.