1SEÑOR; ¿quién puede habitar en tu santuario? ¿Quién puede vivir en tu santo monte?2Sólo el de conducta intachable, que practica la justicia y de corazón dice la verdad;3que no calumnia con la lengua, que no le hace mal a su prójimo, ni le acarrea desgracia a su vecino;4que desprecia al que Dios reprueba pero honra al que le teme al SEÑOR; que cumple lo prometido aunque salga perjudicado;5que no cobra intereses sobre el dinero que presta y se niega a ser testigo contra el inocente por mucho que se le quiera sobornar. Una persona así permanecerá siempre firme.
Salmo 15
Het Boek
de Biblica1Een psalm van David. Wie mag in uw huis wonen, HERE? Wie mag bij U zijn op uw heilige berg?2Wie eerlijk en oprecht door het leven gaat en altijd de waarheid spreekt.3Wie niet kwaadspreekt, zijn naaste geen kwaad doet en voorkomt dat een ander wordt belasterd.4Degene die alles wat zonde is, afwijst en respect heeft voor wie God zoeken en ontzag voor Hem hebben. Als zo iemand in zijn eigen nadeel een belofte heeft gedaan, zal hij die toch nakomen.5Hij zal zijn geld niet misbruiken voor woekerpraktijken en zich niet laten omkopen ten koste van onschuldigen. Wie zo door het leven gaat, kan op Gods bescherming rekenen.