1Las personas necias afirman que no hay Dios. Están corrompidas, sus obras son detestables; ¡no hay un solo individuo que haga lo bueno!2Desde el alto cielo mira el SEÑOR para ver si entre toda la humanidad hay aunque sea uno que sea entendido y busque a Dios.3Pero no; todos se han descarriado; todos están corrompidos por el pecado. No hay ninguno bueno, ¡ni siquiera uno!4¿Acaso no entienden todos los que hacen lo malo? Devoran a mi pueblo como pan; y en cuanto a orar, ¡ni pensarlo!5El terror los acosará, pues Dios está con los que lo obedecen.6Los malvados frustran los planes de los oprimidos pero el SEÑOR los protege.7¡Ojalá que desde Sion viniera Dios para salvar a su Israel! ¡Qué gozo habrá en Israel y cómo gritará de alegría Jacob, cuando el SEÑOR haya rescatado a su pueblo!
Salmo 14
Het Boek
de Biblica1Een psalm van David voor de koordirigent. Een dwaas zegt bij zichzelf: ‘Er bestaat helemaal geen God.’ De mensen begaan de ergste misdaden. Niemand doet wat goed is.2Vanuit de hemel kijkt de HERE op de mensen neer. Hij zoekt of er nog één verstandig mens bij is, iemand die Hem zoekt.3Maar alle mensen zijn van Hem afgedwaald, met elkaar zijn zij het spoor bijster. Er is er zelfs niet één die doet wat goed is.4Weten zij het dan niet, al die zondaars, al die mensen die van anderen niets heel laten? Geen van hen zoekt de HERE.5Opeens krijgen zij de schrik te pakken, paniek overvalt hen: het blijkt dat God de zijnen terzijde staat.6Uiteindelijk kunnen zij tegen de arme mensen toch niet op, omdat de HERE hen beschermt.7Als Israël nu eens werd gered vanuit Jeruzalem! Dat zal ook gebeuren: wanneer eens de HERE het volk redt, zal Jakob juichen en heel Israël van vreugde zingen.