Psalm 95

Het Boek

van Biblica
1 Kom, laten wij lofliederen zingen tot eer van de HERE, laten wij Hem loven, want Hij is de rots van ons heil.2 Laten wij met lofliederen naar Hem toegaan, met snaarinstrumenten Hem prijzen.3 De HERE is een machtige God, de grote Koning. Er is niemand zoals Hij.4 Hij beheerst de diepten van deze schepping en reikt met zijn hand tot aan de toppen van de bergen.5 De zee en het land zijn van Hem, want Hij heeft beide gemaakt.6 Kom, laten wij ons buigen, knielen en ons neerwerpen voor de HERE, die ons heeft gemaakt.7 Hij is onze God en wij horen bij het volk dat Hij leidt. Als schapen volgen wij Hem. Luister toch elke dag naar wat Hij u zegt.8 ‘Wees niet koppig, zoals de mensen bij Massa en Meriba, indertijd in de woestijn.9 Uw voorouders hebben Mij toen uitgedaagd. Zij stelden Mij op de proef, hoewel zij mijn macht hadden gezien in wat Ik deed.10 Veertig jaar lang heeft uw volk Mij moeite gegeven. Ik ergerde Mij aan hen. Ten slotte zei Ik: “Dit volk loopt voortdurend van Mij weg, het wil Mij niet volgen.”11 Daarom heb Ik, toen Ik toornig was, gezworen dat het geen rust bij Mij zou vinden.’

Psalm 95

Lutherbibel 2017

van Deutsche Bibelgesellschaft
1 Kommt herzu, lasst uns dem HERRN frohlocken und jauchzen dem Hort unsres Heils!2 Lasst uns mit Danken vor sein Angesicht kommen und mit Psalmen ihm jauchzen!3 Denn der HERR ist ein großer Gott und ein großer König über alle Götter. (Ex 15:11)4 Denn in seiner Hand sind die Tiefen der Erde, und die Höhen der Berge sind auch sein.5 Denn sein ist das Meer, und er hat’s gemacht, und seine Hände haben das Trockene bereitet.6 Kommt, lasst uns anbeten und knien und niederfallen vor dem HERRN, der uns gemacht hat.7 Denn er ist unser Gott und wir das Volk seiner Weide und Schafe seiner Hand. Wenn ihr doch heute auf seine Stimme hören wolltet: (Ps 100:3; Joh 10:27)8 »Verstocket euer Herz nicht, wie zu Meriba geschah, wie zu Massa in der Wüste, (Heb 3:7; Heb 4:7)9 wo mich eure Väter versuchten und prüften und hatten doch mein Werk gesehen. (Ex 17:2; Ex 17:7)10 Vierzig Jahre war dies Volk mir zuwider, dass ich sprach: / Es sind Leute, deren Herz immer den Irrweg will und die meine Wege nicht lernen wollen,11 sodass ich schwor in meinem Zorn: Sie sollen nicht zu meiner Ruhe kommen.« (Num 14:22; Heb 4:3)