van Biblica1Gelukkig is de mens die in de wandeling niet luistert naar de raad van slechte mensen, die niet blijft stilstaan op de weg van de zondaars en vermijdt te zitten bij hen die met God spotten.2Integendeel, het is voor hem een vreugde te doen wat de HERE van hem vraagt, dag en nacht is hij bezig met zijn woord.3Hij lijkt op een boom die aan de oever van een beek staat. Wanneer het jaargetijde ervoor aanbreekt, draagt hij volop vrucht en zijn bladeren verwelken niet. Alles wat deze mens onderneemt, is een succes.4Bij de zondaars ligt het echter anders! Die waaien uiteen als het kaf in de wind.5Op de dag van het oordeel zullen zij niet veilig zijn, zij kunnen dan immers niet standhouden te midden van Gods trouwe volgelingen!6Want de HERE leidt de wegen van zijn volgelingen, terwijl de weg van de goddelozen rechtstreeks naar de afgrond voert.
1Wohl dem, der nicht wandelt im Rat der Gottlosen[1] / noch tritt auf den Weg der Sünder noch sitzt, wo die Spötter sitzen, (Ps 26:4; Ps 119:1; Spr 4:14; Jer 15:17)2sondern hat Lust am Gesetz des HERRN und sinnt über seinem Gesetz Tag und Nacht! (Joz 1:8; Ps 119:148)3Der ist wie ein Baum, gepflanzt an den Wasserbächen, / der seine Frucht bringt zu seiner Zeit, und seine Blätter verwelken nicht. Und was er macht, das gerät wohl. (Ps 92:13; Jer 17:8)4Aber so sind die Gottlosen nicht, sondern wie Spreu, die der Wind verstreut.5Darum bestehen die Gottlosen nicht im Gericht noch die Sünder in der Gemeinde der Gerechten.6Denn der HERR kennt den Weg der Gerechten, aber der Gottlosen Weg vergeht.