van Biblica1Wat zijn de ongelovige volken toch dwaas om tegen de HERE op te staan! Het is onbegrijpelijk dat deze mensen proberen God te slim af te zijn!2De machthebbers van deze wereld hebben hun hoofden bijeengestoken en de leiders spannen samen tegen de HERE en zijn gezalfde.3‘Kom op,’ zeggen zij, ‘laten wij onze boeien verbreken en onszelf bevrijden uit deze slavernij van God.’4Maar God in de hemel lacht wanneer Hij hen hoort. De Here bespot hun dwaze plannen.5Hij zal hen in zijn toorn aanspreken. Zij zullen van angst voor Hem ineenkrimpen.6‘Dit is de Koning die Ik heb aangesteld,’ verklaart de HERE dan, ‘en Ik heb Hem in Jeruzalem, mijn heilige stad, een troon gegeven.’7De Uitverkorene van de HERE antwoordt vervolgens: ‘Ik zal de eeuwige bedoeling van de HERE bekendmaken, want Hij heeft tegen Mij gezegd: “Jij bent mijn Zoon, Ik heb Je vandaag het leven gegeven.8Vraag Mij wat Je wilt en Ik zal Je alle volken in bezit geven.9Heers over hen met een ijzeren vuist, verbrijzel hen alsof het potten van aardewerk zijn.” ’10Wees daarom verstandig, koningen en heersers van deze aarde, en luister nu het nog kan!11Dien de HERE met eerbied en ontzag, verheug u in Hem met een bevend hart.12Val voor zijn Zoon op uw knieën. Kus Hem, want als binnenkort zijn toorn ontbrandt, bent u verloren. Zij die hun vertrouwen op Hem stellen, zijn gelukkige en gezegende mensen!
1Warum toben die Völker und murren die Nationen so vergeblich? (Hand 4:25; Op 11:18)2Die Könige der Erde lehnen sich auf, / und die Herren halten Rat miteinander wider den HERRN und seinen Gesalbten:3»Lasset uns zerreißen ihre Bande und von uns werfen ihre Stricke!« (Jer 5:5)4Aber der im Himmel wohnt, lachet ihrer, und der Herr spottet ihrer. (Ps 59:9)5Einst wird er mit ihnen reden in seinem Zorn, und mit seinem Grimm wird er sie schrecken: (Jes 34:2; Op 6:15)6»Ich aber habe meinen König eingesetzt auf meinem heiligen Berg Zion.« (Zach 8:3)7Kundtun will ich den Ratschluss des HERRN. Er hat zu mir gesagt: »Du bist mein Sohn, heute habe ich dich gezeugt. (2 Sam 7:14; Ps 89:27; Hand 13:33; Heb 1:5; Heb 5:5)8Bitte mich, so will ich dir Völker zum Erbe geben und der Welt Enden zum Eigentum. (Dan 7:13; Heb 1:2)9Du sollst sie mit einem eisernen Zepter zerschlagen, wie Töpfe sollst du sie zerschmeißen.« (Op 2:27; Op 12:5; Op 19:15)10So seid nun verständig, ihr Könige, und lasst euch warnen, ihr Richter auf Erden!11Dienet dem HERRN mit Furcht und freut euch mit Zittern. (Fil 2:12; Heb 12:28)12Küsst den Sohn, dass er nicht zürne und ihr umkommt auf dem Wege; denn sein Zorn wird bald entbrennen. Wohl allen, die auf ihn trauen!