1‘Wees rechtvaardig en eerlijk tegen iedereen, zegt de HERE God. Doe wat rechtvaardig en goed is, want Ik kom binnenkort om u te redden en mijn rechtvaardigheid te tonen.2Gezegend is wie de sabbat in ere houdt, gezegend is wie zichzelf weerhoudt van slechte daden.3Als iemand van een ander volk zich bij de HERE aansluit, laat hij dan niet zeggen: “De HERE zal mij achterstellen bij zijn eigen volk.” Zelfs als hij een eunuch is, moet hij niet denken minderwaardig te zijn.4Want dit zeg Ik over de eunuch die de sabbat in ere houdt, zich gedraagt zoals Ik dat wens en weet dat hij deel uitmaakt van mijn verbond:5Ik zal hem in mijn huis, binnen mijn muren een naam geven die uitgaat boven de eer die hij zou ontvangen als hij zonen en dochters had. Want de naam die Ik hem zal geven, is een eeuwige, hij zal nooit verdwijnen.6Ja, allen die zich bij het volk van God voegen hoewel zij behoren tot een ander volk, Hem dienen en zijn naam liefhebben, zijn dienaars zijn en de sabbat niet ontheiligen en die zijn verbond en beloften hebben aanvaard,7zal Ik ook naar mijn heilige berg brengen. Ik zal hen vol vreugde maken in mijn huis van gebed. Ik zal hun offers en geschenken aannemen, want mijn tempel zal “Huis van gebed voor iedereen” worden genoemd!8Want de HERE God, die de uitgestotenen van Israël terugbrengt, zegt: naast mijn volk Israël zal Ik daar ook anderen brengen.’
Slechte leiders
9‘Kom, wilde dieren van het land, kom eten, dieren van de bossen, verscheur mijn volk.10Want de wachters van mijn volk zijn allemaal blind voor het gevaar. Het zijn leeghoofden die geen alarm slaan als het gevaar komt. Zij houden van zomaar wat liggen, van slapen en mooie dromen.11Zij zijn net zo gulzig als honden, nooit hebben zij genoeg, het zijn domme herders die alleen op hun eigen welzijn letten en elke kans benutten om er zelf beter van te worden.12“Vooruit,” zeggen zij, “laten wij wat wijn halen en een feest houden, laten we ons eens lekker bedrinken. Dit is pas leven, zo mag het wel altijd blijven. En morgen wordt het nog mooier!” ’
1Thus says the Lord: “Keep justice, and do righteousness, for soon my salvation will come, and my righteousness be revealed. (Jes 46:12; Jes 51:5)2Blessed is the man who does this, and the son of man who holds it fast, who keeps the Sabbath, not profaning it, and keeps his hand from doing any evil.” (Jes 58:13)3Let not the foreigner who has joined himself to the Lord say, “The Lord will surely separate me from his people”; and let not the eunuch say, “Behold, I am a dry tree.” (Deut 23:7; Jes 14:1; Ez 17:24; Ez 20:47)4For thus says the Lord: “To the eunuchs who keep my Sabbaths, who choose the things that please me and hold fast my covenant, (Jes 56:2)5I will give in my house and within my walls a monument and a name better than sons and daughters; I will give them an everlasting name that shall not be cut off. (2 Sam 18:18; Joh 1:12; 1 Tim 3:15; 2 Tim 2:19; Op 3:12)6“And the foreigners who join themselves to the Lord, to minister to him, to love the name of the Lord, and to be his servants, everyone who keeps the Sabbath and does not profane it, and holds fast my covenant— (Jes 56:2; Jes 56:3)7these I will bring to my holy mountain, and make them joyful in my house of prayer; their burnt offerings and their sacrifices will be accepted on my altar; for my house shall be called a house of prayer for all peoples.” (Jes 2:2; Jes 19:24; Jes 65:1; Mat 21:13; Mar 11:17; Luk 19:46; Rom 15:16)8The Lord God, who gathers the outcasts of Israel, declares, “I will gather yet others to him besides those already gathered.” (Jes 11:12; Joh 10:16; Ef 1:10; Ef 2:11)
Israel’s Irresponsible Leaders
9All you beasts of the field, come to devour— all you beasts in the forest. (Jer 12:9; Ez 34:8)10His watchmen are blind; they are all without knowledge; they are all silent dogs; they cannot bark, dreaming, lying down, loving to slumber. (Jes 62:6; Jer 6:17; Fil 3:2)11The dogs have a mighty appetite; they never have enough. But they are shepherds who have no understanding; they have all turned to their own way, each to his own gain, one and all. (Jer 6:13; Jer 23:1; Ez 34:2)12“Come,” they say, “let me get wine; let us fill ourselves with strong drink; and tomorrow will be like this day, great beyond measure.” (Spr 23:35; Jes 22:13; Jes 28:7; Luk 12:19; 1 Cor 15:32)