Hebreeën 5

Het Boek

van Biblica
1 De hogepriester van Israël is een mens die de speciale taak heeft zijn medemensen bij God te vertegenwoordigen. Hij biedt God hun gaven aan en offert Hem de dieren die zijn gegeven om niet alleen de zonden van de mensen, maar ook die van hemzelf te bedekken.2 Omdat hij ook zelf in de menselijke zwakheid deelt, kan hij mensen die onwetend en dwalende zijn, vriendelijk tegemoet treden.3 Hij staat immers aan dezelfde verleidingen bloot en begrijpt hun problemen daarom heel goed.4 Niemand kan hogepriester worden omdat hij dat zelf zo graag wil. Hij moet door God voor dit werk geroepen zijn, net als Aäron.5 Ook Christus heeft Zichzelf niet uitgekozen om hogepriester te worden. God koos Hem en zei tegen Hem: ‘Jij bent mijn Zoon, Ik heb Je vandaag het leven gegeven.’6 Een andere keer zei God tegen Hem: ‘U bent de eeuwige priester, zoals ook Melchisedek mijn priester was.’7 Terwijl Hij hier op aarde was, heeft Christus onder tranen geroepen tot God, die Hem van de dood kon redden. God verhoorde zijn gebeden, omdat Hij Zich aan Gods wil onderwierp.8 Zelfs al was Jezus de Zoon van God, toch moest Hij uit ervaring leren wat gehoorzaamheid was. Ook als dat pijn en verlatenheid betekende.9 Nadat Jezus had bewezen daarin volmaakt te zijn, werd Hij de gever van eeuwige redding voor alle mensen die Hem gehoorzamen.10 God had Hem immers aangewezen als hogepriester, op dezelfde wijze als Melchisedek.11 Ik zou hierover nog veel meer willen zeggen, maar u luistert gewoon niet, daarom kan ik het zo moeilijk duidelijk maken.12 Nu u al een hele tijd christen bent, zou u eigenlijk anderen moeten onderwijzen. Maar u bent helaas zo ver teruggevallen dat de eerste beginselen van het christen-zijn u weer moeten worden bijgebracht. U bent net babyʼs die geen vast voedsel kunnen verdragen en daarom nog melk moeten drinken.13 Als iemand nog op melk moet leven, blijkt daaruit dat hij als christen niet erg ver gevorderd is, hij kent nauwelijks het verschil tussen goed en kwaad. Hij is nog een baby!14 Zo zult u de zwaardere kost nooit kunnen verdragen. Die zwaardere kost is voor hen die goed en kwaad uit elkaar kunnen houden. Zij kunnen opgroeien tot volwassen christenen.

Hebreeën 5

English Standard Version

van Crossway
1 For every high priest chosen from among men is appointed to act on behalf of men in relation to God, to offer gifts and sacrifices for sins. (Heb 2:17; Heb 8:3; Heb 9:9; Heb 10:11; Heb 11:4)2 He can deal gently with the ignorant and wayward, since he himself is beset with weakness. (Heb 2:18; Heb 4:15; Heb 7:28)3 Because of this he is obligated to offer sacrifice for his own sins just as he does for those of the people. (Lev 4:3; Lev 9:7; Lev 16:6; Heb 7:27; Heb 9:7)4 And no one takes this honor for himself, but only when called by God, just as Aaron was. (Ex 28:1; Num 16:5; Num 16:40; Num 18:7; 1 Kron 23:13; 2 Kron 26:18)5 So also Christ did not exalt himself to be made a high priest, but was appointed by him who said to him, “You are my Son, today I have begotten you”; (Joh 8:54; Heb 1:5)6 as he says also in another place, “You are a priest forever, after the order of Melchizedek.” (Ps 110:4; Heb 7:17; Heb 7:21)7 In the days of his flesh, Jesus[1] offered up prayers and supplications, with loud cries and tears, to him who was able to save him from death, and he was heard because of his reverence. (Ps 22:1; Ps 22:24; Mat 26:39; Mat 26:44; Mat 27:46; Mat 27:50; Mar 14:36; Mar 14:39; Mar 15:34; Mar 15:37; Luk 22:41; Luk 22:44; Luk 23:46)8 Although he was a son, he learned obedience through what he suffered. (Fil 2:8; Heb 1:2)9 And being made perfect, he became the source of eternal salvation to all who obey him, (Heb 2:10)10 being designated by God a high priest after the order of Melchizedek. (Heb 5:6; Heb 6:20)11 About this we have much to say, and it is hard to explain, since you have become dull of hearing. (2 Petr 3:16)12 For though by this time you ought to be teachers, you need someone to teach you again the basic principles of the oracles of God. You need milk, not solid food, (1 Cor 3:2; Heb 6:1)13 for everyone who lives on milk is unskilled in the word of righteousness, since he is a child. (1 Cor 3:1; 1 Petr 2:2)14 But solid food is for the mature, for those who have their powers of discernment trained by constant practice to distinguish good from evil. (Gen 3:22; 1 Kon 3:9; Jes 7:15; Ef 4:13)