1Hoewel Gods belofte nog altijd geldt, de belofte dat God ons allen in zijn rust op zal nemen, moeten wij ervoor zorgen dat niet sommigen de indruk zouden wekken er geen deel aan te hebben.2Want dit goede nieuws heeft ons net zo bereikt als de mensen in de tijd van Mozes. Maar zij hebben er niets aan gehad, omdat zij het niet geloofden.3Want alleen als wij God geloven, kunnen wij deel krijgen aan zijn rust. Hij heeft immers gezegd: ‘In mijn toorn heb Ik gezworen dat zij geen rust bij Mij zouden vinden.’ Toch ligt Gods plan om hun die rust te geven, al klaar vanaf het begin van de wereld.4Dat weten wij omdat er in de Boeken staat dat God op de zevende dag uitrustte. Alles wat Hij wilde maken, was klaar.5Toch kwamen de Israëlieten er niet, want God zei ten slotte: ‘Zij zullen bij Mij geen rust vinden.’6Maar de belofte is niet ingetrokken. Daarom komen sommigen er wel, al zijn dat niet de mensen die het eerst de kans kregen, want die waren God ongehoorzaam.7Maar God heeft de mensen een nieuwe kans gegeven om deel te krijgen aan zijn rust en die kans is er nú! Hij heeft dat door de mond van David al aangekondigd met de eerder genoemde woorden: ‘Luister nú naar wat Hij u zegt en sluit uw hart niet af voor Hem.’8Jozua heeft het volk niet in deze rust gebracht. Als dat zo was, zou God niet veel later hebben gezegd dat het ‘nu’ de tijd is om deel te krijgen aan die rust.9Er wacht het volk van God dus nog altijd een zuivere, volkomen rust.10Wie door geloof die rust ervaart, rust uit van zijn eigen werk, net als God.11Laten wij ons best doen deel te krijgen aan die rust. Daarom moeten wij ervoor oppassen God niet ongehoorzaam te zijn zoals het volk Israël, dat daardoor die rust niet kreeg.12Want het woord van God is levend en vol van kracht. Het is scherper dan een tweesnijdend zwaard, het dringt zo diep door dat het alles in ons van elkaar lossnijdt, zelfs onze diepste gedachten en verlangens. Daardoor wordt duidelijk wie wij werkelijk zijn.13God weet alles over iedereen. Alles in en om ons ligt open en bloot voor zijn ogen, niets kan verborgen blijven voor Hem aan wie wij verantwoording moeten afleggen voor alles wat wij hebben gedaan.14Dit betekent dat Jezus, de Zoon van God, onze grote hogepriester is, die naar de hemel is gegaan om ons te helpen. Daarom moeten wij geen ogenblik aan Hem twijfelen.15Deze hogepriester begrijpt onze zwakheden, omdat Hij dezelfde verleidingen heeft gekend als wij, maar Hij heeft er geen ogenblik aan toegegeven, Hij heeft nooit gezondigd.16Laten wij daarom vrijmoedig naar de troon van God gaan om van Hem genade te ontvangen, om hulp te krijgen, juist in die ogenblikken dat wij het moeilijk hebben.
Hebreeën 4
English Standard Version
van Crossway1Therefore, while the promise of entering his rest still stands, let us fear lest any of you should seem to have failed to reach it. (Heb 12:15)2For good news came to us just as to them, but the message they heard did not benefit them, because they were not united by faith with those who listened.[1] (Rom 3:3)3For we who have believed enter that rest, as he has said, “As I swore in my wrath, ‘They shall not enter my rest,’” although his works were finished from the foundation of the world. (Ps 95:11; Heb 3:11)4For he has somewhere spoken of the seventh day in this way: “And God rested on the seventh day from all his works.” (Gen 2:2; Ex 20:11; Ex 31:17)5And again in this passage he said, “They shall not enter my rest.” (Heb 4:3)6Since therefore it remains for some to enter it, and those who formerly received the good news failed to enter because of disobedience, (Heb 3:19)7again he appoints a certain day, “Today,” saying through David so long afterward, in the words already quoted, “Today, if you hear his voice, do not harden your hearts.” (Heb 3:7)8For if Joshua had given them rest, God[2] would not have spoken of another day later on.9So then, there remains a Sabbath rest for the people of God,10for whoever has entered God’s rest has also rested from his works as God did from his. (Op 14:13)11Let us therefore strive to enter that rest, so that no one may fall by the same sort of disobedience. (Heb 3:12)12For the word of God is living and active, sharper than any two-edged sword, piercing to the division of soul and of spirit, of joints and of marrow, and discerning the thoughts and intentions of the heart. (Spr 5:4; Jes 49:2; Jer 23:29; 1 Cor 14:24; Ef 6:17; 1 Tess 2:13; 1 Petr 1:23; Op 1:16; Op 2:12)13And no creature is hidden from his sight, but all are naked and exposed to the eyes of him to whom we must give account. (2 Kron 16:9; Job 26:6; Job 34:21; Ps 33:13)
Jesus the Great High Priest
14Since then we have a great high priest who has passed through the heavens, Jesus, the Son of God, let us hold fast our confession. (Ef 4:10; Heb 2:17; Heb 10:21; Heb 10:23)15For we do not have a high priest who is unable to sympathize with our weaknesses, but one who in every respect has been tempted as we are, yet without sin. (Jes 53:3; Joh 8:46; Joh 14:30; Heb 4:14; Heb 5:2; Heb 7:26; Heb 9:28; 1 Petr 2:22; 1 Joh 3:5)16Let us then with confidence draw near to the throne of grace, that we may receive mercy and find grace to help in time of need. (Ef 3:12; Heb 7:19; Heb 7:25; Heb 10:19)