de Biblica1SEÑOR, Dios de las venganzas; Dios de las venganzas, ¡manifiéstate!2Levántate, Juez de la tierra. Dales su merecido a los soberbios.3SEÑOR, ¿hasta cuándo se le permitirá al malvado que se burle?4¡Escucha su arrogancia! ¡Cómo se vanaglorian estos malvados!5Mira cómo oprimen a tu pueblo; oh SEÑOR; lastimando a los que amas.6Matan a las viudas y a los extranjeros; a los huérfanos los asesinan.7Y hasta dicen: «El SEÑOR no ve; al Dios de Israel no le importa».8Entiendan esto, gente necia; ¿cuándo, insensatos, lo van a comprender?9¿Será sordo el que hizo las orejas? ¿Estará ciego el que formó los ojos?10Él castiga a las naciones; ¿no los castigará a ustedes también? Él lo sabe todo; ¿no sabrá también lo que están naciendo?11El SEÑOR conoce los pensamientos humanos, y sabe que son inútiles.12Dichosos aquellos a los que tu corriges, SEÑOR; a los que tú instruyes en tu ley.13Tú les das tranquilidad en tiempos de angustia mientras que al malvado se le cava una fosa.14El SEÑOR no abandonará a su pueblo; porque son su especial propiedad.15El juicio volverá a ser justo y todos los de recto corazón tendrán su recompensa.16¿Quién me protegerá de los malvados? ¿Quién estará de mi parte en contra de los malhechores?17Si el SEÑOR no me hubiera ayudado, yo habría muerto.18Yo grité: «¡Me resbalo, SEÑOR!» y tu gran amor, SEÑOR, me sostuvo.19SEÑOR, cuando en mí la angustia iba en aumento, tu consuelo llenaba mi alma de alegría.20¿Pueden los gobernantes injustos decir que tú estás de su parte; gobernantes que se apoyan en sus propias leyes para hacer maldad?21Ellos acusan a la gente recta y condenan a muerte al inocente.22El SEÑOR es mi fortaleza; mi Dios es la gran roca donde puedo refugiarme.23Dios ha hecho que los pecados de los malvados se vuelvan contra ellos mismos. Él los destruirá por sus pecados. El SEÑOR nuestro Dios los destruirá.
Salmo 94
Het Boek
de Biblica1HERE, U bent de enige die het recht heeft wraak te nemen. Kom met uw licht naar ons toe.2U bent de grote rechter van deze aarde. Sta op en spreek uw oordeel uit over alle hoogmoedige mensen.3Hoelang mogen de ongelovigen nog blij zijn dat zij het wel alleen kunnen, HERE?4Zij spreken smalend en hooghartig, al die zondaars denken dat zij het hoogste woord kunnen voeren.5Zij lopen uw volk onder de voet, HERE. Zij onderdrukken uw land.6Zij plegen moord en doodslag onder de vreemdelingen, de weduwen en wezen.7Zij denken bij zichzelf: ‘De HERE ziet het toch niet, ach, Jakobs God heeft wel iets anders te doen.’8Laten alle onverstandigen maar eens opletten. Dwazen, ga uw hersens maar eens gebruiken!9Denkt u nu echt dat God, die het oor maakte, Zelf niet horen kan? Of dat de Maker van het oog Zelf niets ziet?10Hij leert de volken hoe zij moeten leven, daarom zal Hij hen ook straffen. Hij geeft de mensen immers alles wat zij nodig hebben?11De HERE weet precies wat in de mensen omgaat: het is allemaal nutteloos.12Gelukkig is de man die door U wordt getuchtigd, HERE. Die van U onderricht krijgt in uw wetten.13Hij zal rust ervaren in moeilijke tijden, zelfs als zijn vijand een val voor hem opzet.14De HERE laat zijn volk niet in de steek, Hij blijft naar hen omzien.15Er zal weer eerlijk recht worden gesproken en alle oprechte mensen zullen zich daarbij aansluiten.16Wie verdedigt mij tegen deze slechte mensen? Wie komt voor mij op tegen deze zondaars?17Als de HERE mij niet had geholpen, had niemand meer iets van mij gehoord.18Juist toen ik dacht dat ik het niet meer aankon, ervoer ik de kracht van uw goedheid en liefde, HERE.19Terwijl allerlei gedachten in mij omgingen, waren het juist uw troostwoorden die mij opbeurden.20Zou U iets te maken hebben met de plaats waar de zonde zetelt? Waar men zogenaamd uit eerlijkheid het grootste onheil aanricht?21Dat soort mensen loert op het leven van de oprechte mensen, zij veroordelen onschuldigen.22Maar ik vond mijn toevlucht bij de HERE, Hij was mij tot een burcht. Mijn God is mijn rots.23Hij heeft hun het kwaad vergolden. Hij vernietigde hen in hun zonde. Hij is de HERE, onze God.