1A ti, oh Dios, te pertenece la alabanza en Sion. A ti te deben cumplir los votos,2porque tú respondes a nuestras oraciones, y a ti acude todo ser humano.3Aunque los pecados llenen nuestro corazón, tú los perdonas todos.4¡Dichosos aquellos a los que tú escoges y acercas a ti, para que vivan en tus atrios! ¡Qué gozo nos espera en medio de todo lo bueno que allí hay!5Tú fielmente respondes a nuestras oraciones con imponentes obras, oh Dios, Salvador nuestro. Tú eres la esperanza de cada uno en esta tierra, aun de aquellos que navegan en los más lejanos mares.6Tú formaste los montes con tu gran fuerza, y te rodeaste de potencia.7Tú calmaste el rugido de los mares, el estruendo de las olas, y el tumulto de los pueblos.8Hasta los últimos rincones de la tierra los gloriosos actos de Dios asombrarán a todos. Desde donde el sol sale hasta donde se oculta, tú inspiras cantos de alegría.9Tú riegas la tierra para darle fertilidad. Los ríos de Dios nunca se secan. Tú preparas la tierra para tu pueblo y les envías ricas cosechas de trigo.10Tú riegas los surcos con agua abundante. Las lluvias ablandan la tierra, nivelan las partes de sus tierras que no lo están. Y tú bendices los renuevos.11Tú coronas el año con generosas cosechas; aún las veredas se desbordan de abundancia.12El desierto se convierte en verdes prados y las colinas se visten de gozo.13Los pastos se llenan de rebaños de ovejas, y una alfombra de trigo cubre los valles. Dan voces y cantan de alegría.
Salmo 65
Het Boek
de Biblica1Een psalm van David, een lied voor de koordirigent.2U komt toe dat wij in stille verwondering naar U opzien, o God. Wij willen U in Jeruzalem lofliederen zingen. Geloften willen wij U betalen.3U hoort al onze gebeden en alles wat leeft, mag dan ook tot U komen.4Het kwaad dreigde mij te overmeesteren, maar U vergeeft mij mijn zonden.5Gelukkig is de man die U uitkiest. U laat hem bij U komen en bij U wonen. Al het goede van uw huis zal ons in overvloed ten deel vallen, al het heilige in uw tempel.6U antwoordt ons in oprechtheid met grote daden, God, U bevrijdt ons. De hele aarde kan op U vertrouwen, U bent er tot in de verste zeeën.7Met uw kracht hebt U de bergen stevig geplant, vastgezet door uw sterkte.8U laat de zeeën tot kalmte komen, zowel het bruisen van de golven als het geschreeuw van de volken.9Daarom zijn alle mensen, tot in de uithoeken van de aarde, bang voor de tekenen die U doet. Van oost tot west brengt men U eer en lof.10U komt naar ons toe en geeft ons land een overvloedige oogst. U maakt ons rijk. De beek van God is gevuld met water. U laat het koren groeien, zoals U alles laat groeien.11U geeft het water op de akkers, doordrenkt de voren op het land. Uw regen laat onze gewassen groeien. U zegent de gewassen.12Door uw goedheid wordt onze oogst bekroond, U geeft ons overvloed.13De rijpe gewassen golven op de akker, de heuvels juichen over U.14De vruchtbare streken zijn bezaaid met kudden, in de dalen groeit welig het koren. Heel het land jubelt en zingt. Heel deze overvloed is er dankzij U.