Salmo 65

Nueva Biblia Viva

de Biblica
1 A ti, oh Dios, te pertenece la alabanza en Sion. A ti te deben cumplir los votos,2 porque tú respondes a nuestras oraciones, y a ti acude todo ser humano.3 Aunque los pecados llenen nuestro corazón, tú los perdonas todos.4 ¡Dichosos aquellos a los que tú escoges y acercas a ti, para que vivan en tus atrios! ¡Qué gozo nos espera en medio de todo lo bueno que allí hay!5 Tú fielmente respondes a nuestras oraciones con imponentes obras, oh Dios, Salvador nuestro. Tú eres la esperanza de cada uno en esta tierra, aun de aquellos que navegan en los más lejanos mares.6 Tú formaste los montes con tu gran fuerza, y te rodeaste de potencia.7 Tú calmaste el rugido de los mares, el estruendo de las olas, y el tumulto de los pueblos.8 Hasta los últimos rincones de la tierra los gloriosos actos de Dios asombrarán a todos. Desde donde el sol sale hasta donde se oculta, tú inspiras cantos de alegría.9 Tú riegas la tierra para darle fertilidad. Los ríos de Dios nunca se secan. Tú preparas la tierra para tu pueblo y les envías ricas cosechas de trigo.10 Tú riegas los surcos con agua abundante. Las lluvias ablandan la tierra, nivelan las partes de sus tierras que no lo están. Y tú bendices los renuevos.11 Tú coronas el año con generosas cosechas; aún las veredas se desbordan de abundancia.12 El desierto se convierte en verdes prados y las colinas se visten de gozo.13 Los pastos se llenan de rebaños de ovejas, y una alfombra de trigo cubre los valles. Dan voces y cantan de alegría.

Salmo 65

Het Boek

de Biblica
1 Een psalm van David, een lied voor de koordirigent.2 U komt toe dat wij in stille verwondering naar U opzien, o God. Wij willen U in Jeruzalem lofliederen zingen. Geloften willen wij U betalen.3 U hoort al onze gebeden en alles wat leeft, mag dan ook tot U komen.4 Het kwaad dreigde mij te overmeesteren, maar U vergeeft mij mijn zonden.5 Gelukkig is de man die U uitkiest. U laat hem bij U komen en bij U wonen. Al het goede van uw huis zal ons in overvloed ten deel vallen, al het heilige in uw tempel.6 U antwoordt ons in oprechtheid met grote daden, God, U bevrijdt ons. De hele aarde kan op U vertrouwen, U bent er tot in de verste zeeën.7 Met uw kracht hebt U de bergen stevig geplant, vastgezet door uw sterkte.8 U laat de zeeën tot kalmte komen, zowel het bruisen van de golven als het geschreeuw van de volken.9 Daarom zijn alle mensen, tot in de uithoeken van de aarde, bang voor de tekenen die U doet. Van oost tot west brengt men U eer en lof.10 U komt naar ons toe en geeft ons land een overvloedige oogst. U maakt ons rijk. De beek van God is gevuld met water. U laat het koren groeien, zoals U alles laat groeien.11 U geeft het water op de akkers, doordrenkt de voren op het land. Uw regen laat onze gewassen groeien. U zegent de gewassen.12 Door uw goedheid wordt onze oogst bekroond, U geeft ons overvloed.13 De rijpe gewassen golven op de akker, de heuvels juichen over U.14 De vruchtbare streken zijn bezaaid met kudden, in de dalen groeit welig het koren. Heel het land jubelt en zingt. Heel deze overvloed is er dankzij U.