Al director musical. Sígase la tonada de«La tórtola en los robles lejanos». Mictam de David, cuando los filisteos lo apresaron en Gat.
1SEÑOR, ten misericordia de mí; todo el día las tropas enemigas me presionan.2Mis enemigos me persiguen constantemente; y muchos orgullosos me atacan.3Pero cuando tenga miedo, pondré mi confianza en ti.4Oh Dios, alabo tu palabra. Confío en Dios ¿por qué temeré? ¿Qué podrá hacerme un simple mortal?5Continuamente tuercen mis palabras. En lo único que piensan es en cómo perjudicarme.6Se reúnen y me espían; observan cada uno de mis pasos para matarme.7No permitas que en su maldad, se salgan con la suya. En tu enojo, Dios mío, derríbalos hasta el suelo.8Lleva la cuenta de mis lamentos. Has recogido todas mis lágrimas y las has guardado en un frasco. Has anotado cada una de ellas en tu libro.9El mismo día que yo te pido ayuda, huirán mis enemigos. Una cosa sé: ¡Dios está de mi parte!10Estoy confiado en Dios. ¡Alabadas sean sus promesas! No temo nada de lo que un simple hombre pueda hacerme. Sí; alabadas sean sus promesas.11Confío en Dios ¿por qué temeré? ¿Qué podría hacerme un simple mortal?12Ciertamente cumpliré los votos que he hecho ante ti, SEÑOR, y te presentaré mis ofrendas de gratitud por tu ayuda.13Porque tú me salvaste de la muerte, y mis pies de resbalar, de modo que puedo marchar ante el SEÑOR en la luz de la vida.
Salmo 56
Het Boek
de Biblica1Een waardevol lied van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: ‘De duif op verre eilanden.’ Dit lied schreef hij nadat de Filistijnen hem bij Gat gevangennamen.2Wees mij nabij, o God, en geef mij uw genade, want de mensen trappen mij tegen de grond. De hele dag brengen mijn tegenstanders mij in het nauw.3Mijn vijanden tergen mij de hele dag. Tallozen staan nu boven mij en strijden tegen mij.4Juist als alles mij angst aanjaagt, stel ik op U mijn vertrouwen.5Op U, mijn God. Ik prijs uw woord. Ik vertrouw op God en ken geen angst, wat zouden mensen mij kunnen aandoen?6Zij verdraaien voortdurend mijn woorden, zij beramen kwade plannen tegen mij.7Zij willen mij overvallen en bespioneren mij. Zij letten op elke stap die ik zet in de hoop mij te kunnen doden.8Zouden zij die zoveel slechts en zoveel zonden doen, kunnen ontkomen? O God, vernietig hen.9U neemt mijn zwerftochten waar en kent elke traan die ik stort. Alles staat immers in uw boek?10Als ik U te hulp roep, zullen mijn vijanden terugdeinzen. Ik weet zeker dat God mij zal helpen.11Ik loof en prijs het woord van God. Ik loof en prijs het woord van de HERE.12Ik vertrouw op God en ken geen angst. Wat zou een mens mij kunnen aandoen?13Ik heb U geloften gedaan, o God. Ik zal ze nakomen met offers waarmee ik U zal loven en prijzen.14Want U hebt mij bevrijd van de dood, mij het leven teruggegeven. U hebt mij weer in ere hersteld. Nu mag ik weer leven voor Gods aangezicht in zijn licht, dat leven geeft.