1En tu fuerza, SEÑOR, se regocija el rey, ¡qué gozo siente en tus victorias!2Porque le has dado cuanto su corazón anhelaba, todo cuanto te pidió.3Con triunfo y prosperidad lo recibiste para darle el trono. Le pusiste regia corona de oro purísimo.4Él pidió larga y buena vida y tú se la concediste; los días de su vida se prolongan para siempre.5Por tu victoria le diste renombre y honor. Lo vestiste de esplendor y majestad.6Lo dotaste de eterna felicidad. Le concediste el inagotable gozo de tu presencia.7Y por cuanto confía en el SEÑOR, en el gran amor del Altísimo, el rey jamás tropezará, nunca caerá.8Tu mano, SEÑOR, alcanzará a tus enemigos, tu diestra a cuantos te odian.9Cuando todos te veamos, ellos serán consumidos como por el fuego de un horno, en tu presencia. En su ira los devorará el SEÑOR; fuego los consumirá.10Borrarás de la faz de la tierra a sus hijos; nunca tendrán descendientes.11Porque esos hombres traman en contra tuya, SEÑOR, pero jamás triunfarán.12Volverán la espalda y huirán al ver que tus flechas les apuntan.13SEÑOR, acepta nuestra alabanza por todo tu glorioso poder. Escribiremos cánticos para celebrar tus poderosos hechos.
Salmo 21
Het Boek
de Biblica1Een psalm van David voor de koordirigent.2HERE, de koning verheugt zich over uw macht, met vreugde spreekt hij over het heil dat U geeft.3U vervulde zijn grootste wens. Wat hij U vroeg, hebt U hem niet geweigerd.4U komt hem tegemoet met overvloed en geeft hem een prachtige gouden kroon.5Hij vroeg U te mogen leven, dat stond U hem toe tot in hoge ouderdom.6Dankzij U is hij beroemd en geëerd. U gaf hem aanzien en majesteit.7U zegent hem rijk en geeft hem een hart vol blijdschap.8Allemaal omdat de koning op de HERE vertrouwt, door de goedheid en de liefde van God, de Allerhoogste, faalt hij niet.9HERE, U weet uw vijanden te vinden. Wie U haten, zullen niet aan U ontkomen.10Wanneer U komt, HERE, zullen zij door uw toorn verbranden, U zult hen vernietigen. In het vuur zullen zij omkomen.11Zelfs hun kinderen zult U wegdoen van deze aarde en hun nageslacht zal niet bestaan.12Als zij proberen U kwaad te doen en slechte plannen maken, zal dat hun niet lukken.13U laat hen vluchten, U richt uw pijlen op hun gezicht.14Toon uw kracht, HERE, dan zullen wij liederen zingen tot uw eer.