van Biblica1-2Een waardevol lied van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: ‘De lelie van het getuigenis.’ David schreef dit leerzame gedicht nadat hij had gestreden tegen de Arameeërs van Mesopotamië en Soba, en nadat Joab op de terugweg daarvan twaalfduizend Edomieten in het Zoutdal had verslagen.3O God, U hebt ons verstoten, uiteengescheurd, uw toorn over ons uitgestort: keer U weer naar ons toe!4U hebt het land laten trillen en scheuren. Het staat te wankelen.5Ons volk heeft door U zwaar geleden, U hebt ons bedwelmende wijn laten drinken.6Aan hen die ontzag voor U hebben, hebt U een eigen vaandel gegeven zodat zij zich kunnen verzamelen om te strijden tegen de boogschutters.7Zo zijn uw volgelingen gereed voor de strijd. Laat ons overwinnen, want dat hangt alleen van U af. Geef ons toch antwoord!8God heeft vanuit zijn heilige plaats tot ons gesproken. Ik juich van vreugde en zal Sichem verdelen. Ik ga het dal van Sukkot opmeten.9Gilead en Manasse zijn van mij en Efraïm is mijn helm. Juda is de staf waarmee ik regeer.10Moab is mijn wasbak, Edom vertrap ik met mijn sandalen en over Filistea triomfeer ik.11Wie brengt mij naar de versterkte vesting? Wie begeleidt mij naar Edom?12U bent het, o God, U die ons eerst had verstoten. Wilt U, o God, optrekken met onze legers?13Help ons tegen de vijand, want hulp van mensen stelt niets voor.14Met de hulp van God kunnen wij dapper strijden, Hij zal onze vijanden verslaan.
1Ein güldenes Kleinod Davids, vorzusingen, nach der Weise »Lilie des Zeugnisses«, zur Belehrung,2als er mit den Aramäern von Mesopotamien und mit den Aramäern von Zoba Krieg führte; als Joab umkehrte und die Edomiter im Salztal schlug, zwölftausend Mann. (2 Sam 8:3; 2 Sam 8:13; 2 Sam 10:13; 2 Sam 10:18)3Gott, der du uns verstoßen und zerstreut hast und zornig warst, tröste uns wieder;4der du die Erde erschüttert und zerrissen hast, heile ihre Risse; denn sie wankt.5Du ließest deinem Volk Hartes widerfahren, du gabst uns einen Wein zu trinken, dass wir taumelten. (Ps 75:9)6Du hast doch ein Zeichen gegeben denen, die dich fürchten, damit sie fliehen können vor dem Bogen. Sela. (Ex 17:15)7Dass deine Freunde errettet werden, dazu hilf mit deiner Rechten und erhöre uns! (Ps 108:7)8Gott hat in seinem Heiligtum geredet: Ich will frohlocken; ich will Sichem verteilen und ausmessen das Tal Sukkot;9Gilead ist mein, mein ist Manasse, / Ephraim ist der Schutz meines Hauptes, Juda ist mein Zepter. (Gen 49:10)10Moab ist mein Waschbecken, / meinen Schuh werfe ich auf Edom, Philisterland, jauchze mir zu!11Wer wird mich führen in die feste Stadt? Wer geleitet mich nach Edom?12Wirst du es nicht tun, Gott, der du uns verstoßen hast, und ziehst nicht aus, Gott, mit unserm Heer?13Schaff uns Beistand in der Not; denn Menschenhilfe ist nichts nütze.14Mit Gott wollen wir Taten tun. Er wird unsre Feinde zertreten.