van Biblica1Een lied van David. Erger u niet aan zondaars, aan mensen die slechte dingen doen.2Zij verdwijnen net zo snel als het gras en verwelken als eendagsbloemen.3Stel heel uw vertrouwen op de HERE en doe wat Hij goedvindt. Woon rustig in uw woonplaats en zorg dat u in alles trouw bent.4Verheug u in de HERE, dan zal Hij u geven wat u nodig hebt en waar u naar verlangt.5Vertel alles wat u bezighoudt aan de HERE en vertrouw Hem. Hij zal in alles voor u zorgen.6Hij zal u openlijk recht verschaffen en uw oprechtheid aan het licht brengen.7Word stil voor de HERE en verwacht alles van Hem. Wees niet jaloers op wie slechte plannen beraamt en wie het ogenschijnlijk goed gaat.8Word niet boos en laat elke vorm van kwaadheid schieten, wees ook nooit jaloers, want dat brengt u van kwaad tot erger.9Eenmaal worden alle zondaars vernietigd, maar wie uitzien naar de HERE, zullen alles ontvangen wat zij nodig hebben.10Nog een klein poosje en dan zal de zondaar zijn verdwenen, dan zoekt u hem en ziet u hem niet meer.11Maar wie nederig van hart is, zal in het land mogen wonen en genieten van een overvloedige vrede.12De goddeloze beraamt slechte plannen tegen de gelovige, hij kan hem niet verdragen.13Maar de Here lacht erom, Hij weet dat zijn tijd is gekomen.14De zondaars grijpen naar de wapens om arme mensen te doden en de gelovigen te vernietigen.15Zij zullen echter door hun eigen geweld worden vernietigd en hun wapens zullen kapot op de grond liggen.16Het is beter met een eerlijk hart weinig te bezitten dan veel rijkdom te hebben en God niet te kennen.17Want de HERE zal de goddelozen machteloos maken en oprechte mensen ondersteunen.18De HERE zorgt voor zijn volgelingen en er wacht hun een geweldige toekomst.19In moeilijke momenten zal Hij hen niet in de steek laten. Wanneer er hongersnood is, zal Hij voor voedsel zorgen.20De goddeloze zal te gronde gaan. De tegenstanders van de HERE zullen verdwijnen als bloemen op het veld, in rook opgaan.21De goddeloze leent wel, maar geeft nooit terug. Maar de oprechte mens bekommert zich om een ander en geeft wat nodig is.22Het is werkelijk waar: zij die door God gezegend zijn, mogen in het land wonen en het bezitten. Maar wie Hij vervloekt, wordt vernietigd.23Als de HERE instemt met iemands wijze van leven, zal Hij hem bevestigen in alles wat hij doet.24Als zo iemand valt, stort hij niet naar beneden, omdat de HERE zijn hand vasthoudt.25Gedurende mijn hele, lange leven heb ik nog nooit een oprecht iemand gezien die door de HERE werd verlaten. En ook diens kinderen ontbrak het aan niets.26Zo iemand bekommert zich om anderen en geeft wat nodig is, ook zijn kinderen helpen waar dat nodig is.27Houd u ver van het kwaad en doe wat goed is, want dan zult u altijd in dit land kunnen wonen.28De HERE heeft oprechtheid lief en Hij zal zijn volgelingen nooit in de steek laten. Hij zal hen altijd bewaren en beschermen. Maar de goddelozen vernietigt Hij.29De oprechte mensen mogen het land in bezit nemen en er altijd blijven wonen.30De oprechte mens spreekt wijze woorden en alles wat hij zegt, is eerlijk.31In alles geldt voor hem de wet van God. Hij raakt nooit uit zijn evenwicht.32De goddeloze zoekt naar een gelegenheid om de oprechte mens te vermoorden.33De HERE laat dat niet toe. De HERE zorgt ervoor dat hij, als hij voor de rechter moet verschijnen, niet wordt veroordeeld.34Zie onder alles uit naar de HERE en blijf op zijn weg. Dan zal Hij u uitkiezen om het land in bezit te nemen en er altijd te wonen, en u zult de vernietiging van de goddelozen meemaken.35Ik zag eens een goddeloos mens. Het leek heel wat en hij breidde zich uit als een grote woekerplant,36maar opeens was hij weg. Ik zocht nog naar hem, maar kon hem niet vinden.37Kijk maar eens naar de gelovige en let op de oprechte mens: vredelievende mensen hebben de toekomst.38De zondaars worden echter allemaal vernietigd, ook hun kinderen hebben geen toekomst.39Maar de redding van de oprechten komt van de HERE, Hij beschermt hen in moeilijke tijden.40De HERE helpt hen ontkomen aan de goddelozen en bevrijdt hen. Dat komt doordat zij bij Hem schuilen.
1Von David. Entrüste dich nicht über die Bösen, sei nicht neidisch auf die Übeltäter. (Spr 24:19)2Denn wie das Gras werden sie bald verdorren, und wie das grüne Kraut werden sie verwelken.3Hoffe auf den HERRN und tue Gutes, bleibe im Lande und nähre dich redlich.4Habe deine Lust am HERRN; der wird dir geben, was dein Herz wünscht. (Ps 20:5)5Befiehl dem HERRN deine Wege und hoffe auf ihn, er wird’s wohlmachen6und wird deine Gerechtigkeit heraufführen wie das Licht und dein Recht wie den Mittag. (Mi 7:9)7Sei stille dem HERRN und warte auf ihn. Entrüste dich nicht über den, dem es gut geht, der seinen Mutwillen treibt.8Steh ab vom Zorn und lass den Grimm, entrüste dich nicht, dass du nicht Unrecht tust.9Denn die Bösen werden ausgerottet; die aber des HERRN harren, werden das Land erben.10Noch eine kleine Zeit, so ist der Gottlose nicht mehr da; und wenn du nach seiner Stätte siehst, ist er weg.11Aber die Elenden werden das Land erben und ihre Freude haben an großem Frieden. (Mat 5:5)12Der Frevler droht dem Gerechten und knirscht mit seinen Zähnen wider ihn.13Aber der Herr lacht seiner; denn er sieht, dass sein Tag kommt. (Job 18:20)14Die Frevler ziehen das Schwert und spannen ihren Bogen, dass sie fällen den Elenden und Armen und morden die Frommen.15Aber ihr Schwert wird in ihr eigenes Herz dringen, und ihr Bogen wird zerbrechen.16Das Wenige, das ein Gerechter hat, ist besser als der Überfluss vieler Frevler. (Spr 15:16)17Denn die Arme der Frevler werden zerbrechen, aber der HERR erhält die Gerechten.18Der HERR kennt die Tage der Frommen, und ihr Erbe wird ewiglich bleiben. (Pr 8:12)19Sie werden nicht zuschanden in böser Zeit, und in den Tagen des Hungers werden sie satt werden. (Spr 10:3)20Denn die Frevler werden umkommen; und die Feinde des HERRN, wenn sie auch sind wie prächtige Auen, werden sie doch vergehen, wie der Rauch vergeht.21Der Frevler muss borgen und bezahlt nicht, aber der Gerechte ist barmherzig und gibt.22Denn die Gesegneten des Herrn erben das Land; aber die er verflucht, werden ausgerottet.23Von dem HERRN kommt es, wenn eines Mannes Schritte fest werden, und er hat Gefallen an seinem Wege.24Fällt er, so stürzt er doch nicht; denn der HERR hält ihn fest an der Hand. (Spr 24:16)25Ich bin jung gewesen und alt geworden und habe noch nie den Gerechten verlassen gesehen und seine Kinder um Brot betteln.26Er ist allezeit barmherzig und leiht gerne, und seine Nachkommen werden zum Segen sein. (Gen 12:2)27Lass ab vom Bösen und tue Gutes, so bleibst du wohnen immerdar.28Denn der HERR hat das Recht lieb und verlässt seine Heiligen nicht. Ewiglich werden sie bewahrt, aber das Geschlecht der Frevler wird ausgerottet.29Die Gerechten werden das Land ererben und darin wohnen allezeit. (Jes 60:21)30Der Mund des Gerechten spricht Weisheit, und seine Zunge redet das Recht.31Das Gesetz seines Gottes ist in seinem Herzen; seine Tritte gleiten nicht.32Der Frevler lauert dem Gerechten auf und sucht ihn zu töten.33Aber der HERR lässt ihn nicht in seiner Hand und verdammt ihn nicht, wenn er verurteilt wird.34Harre auf den HERRN und halte dich auf seinem Weg, / so wird er dich erhöhen, dass du das Land erbest; du wirst es sehen, dass die Frevler ausgerottet werden.35Ich sah einen Frevler, der pochte auf Gewalt und machte sich breit und grünte wie eine Zeder. (1 Sam 25:2; Ez 31:3)36Da man vorüberging, siehe, da war er dahin. Ich fragte nach ihm; doch ward er nirgends gefunden.37Bleibe fromm und halte dich recht; denn einem solchen wird es zuletzt wohlgehen.38Die Übertreter aber werden allesamt vertilgt, und die Frevler werden zuletzt ausgerottet.39Aber der HERR hilft den Gerechten, er ist ihre Stärke in der Not.40Und der HERR wird ihnen beistehen und sie erretten; er wird sie von den Frevlern erretten und ihnen helfen; denn sie trauen auf ihn. (Luk 18:7)