Job 40 | Het Boek :: ERF Bibleserver

Het Boek

God spreekt opnieuw

1 Toen sprak God vanuit een wervelwind opnieuw tot Job en zei: 2 ‘Maak u maar klaar, zet u schrap, Ik zal u opnieuw vragen stellen en daarop verwacht Ik wel een antwoord van u. 3 Wilt u mijn rechtvaardigheid in twijfel trekken en Mij veroordelen, zodat u zichzelf vrij kunt pleiten? 4 Bent u net zo sterk als God en kunt u net zo donderen met uw stem als Hij? 5 Goed, trek uw staatsiegewaad dan maar aan en hul uzelf in majesteit en pracht. 6 Geef uw woede de vrije loop! Laat hem losbarsten tegen alle trotse mensen. 7 Verneder de hooghartigen met een enkele blik en vertrap de goddelozen op de plaats waar zij staan. 8 Begraaf hen in het stof en laat de dood hun gezicht verstijven. 9 Als u daartoe in staat bent, ben Ik het met u eens als u zegt dat uw eigen kracht u kan redden. 10 Kijk eens naar het nijlpaard. Ik heb hem gemaakt, net zoals Ik u heb gemaakt. Hij eet gras als een os. 11 Let eens op zijn krachtige lendenen en op zijn buikspieren. 12 Zijn staart is zo recht als een ceder. De pezen van zijn dijen zijn stevig verstrengeld. 13 Zijn botten lijken op koperen buizen en zijn ribben zien eruit als ijzeren staven. 14 Hij is een van mijn eerste meesterwerken, alleen Ik kan hem in toom houden. 15 De bergen geven hem hun beste voedsel, de andere wilde dieren spelen rustig bij hem in de buurt. 16 Hij ligt onder de lotus, verscholen in het riet en 17 in de schaduw van de wilgen aan de waterkant. 18 Hij schrikt niet terug voor snelstromende rivieren, zelfs niet als de machtige stroomversnellingen van de Jordaan op hem af zouden komen. 19 Niemand krijgt de kans hem in een ogenblik van onoplettendheid te overmeesteren door zijn ogen te bedekken of hem een ring door de neus te doen en hem daaraan weg te leiden. 20 Kunt u het zeemonster Leviatan met een haak en een vislijn vangen? Of een lasso om zijn tong leggen? 21 Kunt u hem met een touw door zijn neus in bedwang houden of zijn kaak met een pin doorboren? 22 Zal hij u smeken om medelijden of u door vleiende woorden proberen om te praten? 23 Zal hij zich erbij neerleggen dat u hem voor zijn verdere leven tot slaaf maakt? 24 Kunt u hem net als een vogel in een huisdier veranderen en uw dochtertjes met hem laten spelen? 25 Zullen de mannen die samen vissen hem aan de vishandelaren verkopen en zullen deze hem onder zich verdelen? 26 Zal zijn huid worden doorboord met pijlen of kan iemand een harpoen in zijn kop planten? 27 Als u hem met de hand wilt aanraken, zal het gevecht dat volgt u nog lang heugen en u zult dat geen tweede maal proberen. 28 Nee, het is onmogelijk hem te vangen. Alleen al wanneer je naar hem kijkt, deins je terug.’

Lutherbibel 2017

van Deutsche Bibelgesellschaft

Hiobs erste Antwort an den Herrn

1 Und der HERR antwortete Hiob und sprach: 2 Wer da meint, alles besser zu wissen, sollte der mit dem Allmächtigen rechten? Wer Gott zurechtweist, der antworte! (Jes 45:9) 3 Hiob aber antwortete dem HERRN und sprach: 4 Siehe, ich bin zu gering, was soll ich dir antworten? Ich will meine Hand auf meinen Mund legen. (Gen 32:11; Spr 30:32; Jes 6:5) 5 Einmal hab ich geredet und will nicht mehr antworten, ein zweites Mal geredet und will’s nicht wieder tun.

Zweite Rede des Herrn aus dem Sturm

6 Und der HERR antwortete Hiob aus dem Sturm und sprach: 7 Gürte wie ein Mann deine Lenden! Ich will dich fragen; lehre mich! (Job 38:3) 8 Willst du mein Urteil zunichtemachen und mich schuldig sprechen, dass du recht behältst? 9 Hast du einen Arm wie Gott, und kannst du mit gleicher Stimme donnern wie er? 10 Schmücke dich mit Pracht und Hoheit; zieh Glanz und Herrlichkeit an! 11 Streu aus den Zorn deines Grimmes; schau an alle Hochmütigen und demütige sie! 12 Ja, schau alle Hochmütigen an und demütige sie und zertritt die Frevler, wo sie sind! 13 Verscharre sie miteinander in der Erde, und versenke sie ins Verborgene, 14 so will auch ich dich preisen, dass dir deine rechte Hand helfen kann. 15 Siehe da den Behemot^[1], den ich geschaffen habe wie auch dich! Er frisst Gras wie ein Rind. 16 Siehe, welch eine Kraft ist in seinen Lenden und welch eine Stärke in den Muskeln seines Bauchs! 17 Sein Schwanz streckt sich wie eine Zeder; die Sehnen seiner Schenkel sind dicht geflochten. 18 Seine Knochen sind wie eherne Röhren, seine Gebeine wie eiserne Stäbe. 19 Er ist das erste der Werke Gottes; der ihn gemacht hat, gab ihm sein Schwert. 20 Denn die Berge bringen ihm Tribut, und alle wilden Tiere spielen dort. 21 Er liegt unter Lotosbüschen, im Rohr und im Schlamm verborgen. 22 Lotosbüsche bedecken ihn mit Schatten, und die Bachweiden umgeben ihn. 23 Siehe, der Strom schwillt gewaltig an: er dünkt sich sicher, auch wenn ihm der Jordan ins Maul dringt. 24 Kann man ihn fangen Auge in Auge und ihm einen Strick durch seine Nase ziehen? 25 Kannst du den Leviatan^[2] am Haken ziehen und sein Maul mit einem Strick niederhalten? (Ps 74:14) 26 Kannst du ihm ein Binsenseil an die Nase legen und mit einem Haken ihm die Backen durchbohren? 27 Meinst du, er wird dich lang um Gnade bitten oder dir süße Worte geben? 28 Meinst du, er wird einen Bund mit dir schließen, dass du ihn für immer zum Knecht bekommst? 29 Kannst du mit ihm spielen wie mit einem Vogel oder ihn für deine Mädchen anbinden? 30 Meinst du, die Zunftgenossen werden um ihn feilschen und die Händler ihn verteilen? 31 Kannst du mit Spießen spicken seine Haut und mit Fischerhaken seinen Kopf? 32 Lege deine Hand an ihn! An diesen Kampf wirst du denken und es nicht wieder tun!