1Job antwoordde Bildad:2‘Wat zijn jullie toch waardevolle helpers! Wat ben ik blij dat jullie mij in mijn ellende een hart onder de riem hebben gestoken!3Wat een wijsheden hebben jullie mij toevertrouwd. Jullie wijze woorden hebben een wereld van inzicht voor mij geopend!4Hoe komen jullie op zulke briljante antwoorden?5-6De doden staan naakt en bevend voor God, evenals de zeeën en alles wat daarin leeft. Het dodenrijk ligt open en bloot voor Hem, in de onderwereld is niets voor Hem verborgen.7God spreidt de noordelijke hemel uit over een leegte en hangt de aarde op aan het niets.8Hij verpakt de regen in zijn dikke wolken, zonder dat het wolkendek daardoor scheurt.9Hij onttrekt met de wolken zijn troon aan het gezicht.10Hij trekt een cirkel over het wateroppervlak, als een grens tussen licht en donker.11Als Hij gaat dreigen, wankelen de pijlers van de hemel, geschrokken door zijn toorn.12En door zijn macht wordt de zee rustig en trefzeker verplettert hij het zeemonster Rahab.13Door zijn adem werd de hemel helder: zijn hand doorboorde de snel voortglijdende slang.14Dit is nog maar de buitenste franje van zijn werken, waarvan we alleen maar een zwak gefluister horen. Wie zou dus kunnen standhouden onder het geweld van zijn donder?’
1Hiob antwortete und sprach:2Wie sehr stehst du dem bei, der keine Kraft hat, hilfst du dem, der keine Stärke in den Armen hat!3Wie gibst du Rat dem, der keine Weisheit hat, und lehrst ihn Einsicht in Fülle!4Zu wem redest du? Und wessen Geist geht von dir aus?
Die Schöpfermacht Gottes
5Die Schatten drunten erbeben, unter dem Wasser und seinen Bewohnern.6Das Totenreich ist aufgedeckt vor ihm, und der Abgrund hat keine Decke. (Ps 139:8; Spr 15:11; Am 9:2; Op 9:1)7Er spannt den Norden aus über dem Leeren und hängt die Erde über das Nichts.8Er fasst das Wasser zusammen in seine Wolken, und die Wolken zerreißen darunter nicht.9Er verhüllt seinen Thron und breitet seine Wolken davor.10Er hat am Rande des Wassers eine Grenze gezogen, wo Licht und Finsternis sich scheiden.11Die Säulen des Himmels zittern und entsetzen sich vor seinem Schelten.12Durch seine Kraft hat er das Meer erregt, und durch seine Einsicht hat er Rahab[1] zerschmettert. (Job 9:13; Ps 89:11)13Am Himmel wurde es schön durch seinen Wind, und seine Hand durchbohrte die flüchtige Schlange. (Jes 27:1)14Siehe, das sind nur die Enden seiner Wege, und nur ein leises Wörtlein davon haben wir vernommen. Wer will aber den Donner seiner Macht verstehen?