van Biblica1Luister naar de lessen van een vader, mijn kinderen. Luister goed, want zij leren je verstandig te leven.2Mijn lessen zijn goed, dus houd ze in gedachten en pas ze toe.3Mijn vader hield veel van mij en ik was mijn moeders lieveling.4Mijn vader onderwees mij en zei: ‘Sluit mijn woorden in je hart, want als je je aan mijn geboden vasthoudt, zul je leven.5Word wijs en ontwikkel een goed beoordelingsvermogen en gezond verstand, zorg dat je dit nooit vergeet!6Die wijsheid zal je beschermen, door haar lief te hebben zal zij je bewaren.7De wijsheid is het hoogste bezit, word dus wijs en ga verstandig om met je bezit.8Houd de wijsheid hoog, dan zal zij jou verhogen. Zij zal je eer brengen, wanneer je haar toepast9en je hoofd tooien met een prachtige kroon.’10Luister naar mij, mijn zoon, en neem mijn woorden ter harte. Dan zul je een lang en goed leven hebben.11Ik leer je de weg van de wijsheid en zet zo je voeten op de rechte weg.12Dan hoef je niet moeizaam je weg te zoeken en zul je niet struikelen.13Houd mijn wijze lessen in gedachten, vergeet ze niet, want de wijsheid beïnvloedt je hele leven.14Zet geen voet op de weg van de goddelozen, laat het pad van de boosdoeners links liggen.15Sla die wegen niet in, maar loop eraan voorbij.16Want zij kunnen de slaap niet vatten als zij niet iets verkeerds hebben gedaan. Konden zij niet iemand dwarszitten, dan wil de slaap niet komen.17Want het brood dat zij eten en de wijn die zij drinken, hebben zij niet eerlijk verkregen.18Maar het gedrag van oprechte mensen werpt een helder licht om zich heen, zelfs bij klaarlichte dag.19De goddelozen tasten echter rond in het duister, zonder te weten waarover zij struikelen.20Luister naar mij, mijn zoon, en stel je open voor wat ik zeg.21Houd wijsheid, verstand en kennis voor ogen, berg ze weg, diep in je hart.22Want zij geven leven aan wie hen vinden en zijn een medicijn voor het hele lichaam.23Bescherm je hart boven alles, want uit je hart komt alles voort wat je doet.24Zondig niet door wat je zegt, laten je lippen geen verkeerde dingen zeggen.25Houd je ogen gericht op de weg vóór je en dwaal niet af naar links of rechts.26Houd goed in de gaten waar je voeten gaan, zodat de weg die je volgt de goede is.27Doe geen stap naar links of rechts en zet geen voet op de verkeerde weg.
1Hear, O sons, a father’s instruction, and be attentive, that you may gain[1] insight, (Ps 34:11; Spr 1:8; Spr 2:2; Spr 5:7; Spr 7:24; Spr 8:33)2for I give you good precepts; do not forsake my teaching. (Job 11:4)3When I was a son with my father, tender, the only one in the sight of my mother, (1 Kron 22:5; Zach 12:10)4he taught me and said to me, “Let your heart hold fast my words; keep my commandments, and live. (Lev 18:5; 1 Kron 28:9; Spr 3:1; Spr 7:2; Jes 55:3; Ef 6:4)5Get wisdom; get insight; do not forget, and do not turn away from the words of my mouth. (Spr 2:2; Spr 4:1)6Do not forsake her, and she will keep you; love her, and she will guard you. (2 Tess 2:10)7The beginning of wisdom is this: Get wisdom, and whatever you get, get insight. (Spr 1:7; Spr 4:1)8Prize her highly, and she will exalt you; she will honor you if you embrace her. (1 Sam 2:30; Hoogl 2:6)9She will place on your head a graceful garland; she will bestow on you a beautiful crown.” (Spr 1:9)10Hear, my son, and accept my words, that the years of your life may be many. (Spr 2:1; Spr 3:2; Spr 4:1)11I have taught you the way of wisdom; I have led you in the paths of uprightness. (1 Sam 12:23)12When you walk, your step will not be hampered, and if you run, you will not stumble. (Job 18:7; Ps 18:36; Ps 119:45; Spr 3:23)13Keep hold of instruction; do not let go; guard her, for she is your life. (Spr 3:18; Spr 4:22; Joh 1:4; 1 Joh 5:12)14Do not enter the path of the wicked, and do not walk in the way of the evil. (Ps 1:1; Spr 1:15)15Avoid it; do not go on it; turn away from it and pass on.16For they cannot sleep unless they have done wrong; they are robbed of sleep unless they have made someone stumble. (Ps 36:4)17For they eat the bread of wickedness and drink the wine of violence. (Am 2:8)18But the path of the righteous is like the light of dawn, which shines brighter and brighter until full day. (2 Sam 23:4; Job 11:17; Job 22:28; Ps 84:7; Ps 97:11; Jes 60:3; Jes 62:1; Dan 12:3; 1 Joh 3:2)19The way of the wicked is like deep darkness; they do not know over what they stumble. (1 Sam 2:9; Job 18:5; Jes 59:9; Jer 23:12; Mat 6:23; Joh 11:10; Joh 12:35; 1 Joh 2:10)20My son, be attentive to my words; incline your ear to my sayings. (Spr 4:10)21Let them not escape from your sight; keep them within your heart. (Spr 2:1; Spr 3:21)22For they are life to those who find them, and healing to all their[2] flesh. (Deut 32:47; Spr 4:13; Spr 8:35; Spr 21:21; 1 Tim 4:8)23Keep your heart with all vigilance, for from it flow the springs of life. (Ps 16:11; Mat 12:35)24Put away from you crooked speech, and put devious talk far from you. (Spr 2:15; Spr 6:12)25Let your eyes look directly forward, and your gaze be straight before you. (Heb 12:2)26Ponder[3] the path of your feet; then all your ways will be sure. (Ps 119:5; Spr 5:6; Spr 5:21; Heb 12:13)27Do not swerve to the right or to the left; turn your foot away from evil. (Deut 5:32; Deut 28:14; Joz 1:7; 1 Kon 15:5)