Psalm 90

Het Boek

van Biblica
1 Deze psalm is een gebed van Mozes, de vriend van God. Here, van generatie op generatie hebben wij onze hulp en kracht bij U gezocht.2 Al voordat U de bergen schiep, was U God. Voordat U de aarde schiep, was U God. Vanuit de eeuwigheid van oudsher tot in de eeuwigheid in de verre toekomst, bent U God.3 U laat de mens sterven en vergaan tot stof. U zegt: ‘Word weer stof, mensenkinderen.’4 Duizend jaar betekenen niets voor U, zij zijn voor U als wat een dag is voor ons, voor U zijn ze in een oogwenk voorbij.5 Jaren gaan aan U voorbij als een kort moment van insluimeren bij het ontwaken ʼs morgens, als gras dat snel groeit.6 ʼs Morgens groeit en bloeit het nog en ʼs avonds verdort het alweer.7 Precies zo vergaat het ons als uw toorn over ons komt. Deze vernietigt ons.8 U ziet onze zonden scherp voor U. Onze meest verborgen zonden komen bij U aan het licht.9 Zo eindigt ons leven onder uw boosheid. De jaren van ons leven gaan als een zucht voorbij.10 Onze gemiddelde leeftijd is zeventig jaar. Alleen de zeer sterke mensen worden tachtig jaar. Alles waarop wij trots waren, blijkt toch alleen maar moeite en verdriet met zich mee te brengen. Het leven vliegt voorbij en voor we het weten zijn we gestorven.11 Wie kent de kracht van uw toorn en de omvang van uw ergernis?12 O God, leer ons zo te leven dat wij ons uiteindelijk de wijsheid eigen maken.13 Kom toch terug, HERE! Hoelang moet het nog duren? Heb toch medelijden met uw dienaren.14 Laat ons ʼs morgens vroeg al uw goedheid en liefde mogen ervaren, dan zullen wij juichen en elke dag met blijdschap beleven.15 Geef ons blijdschap naar de mate waarin wij moeite en verdriet hebben gekend. Zovele jaren waren vol zorg en verdrukking.16 Laat uw dienaren uw werken zien, ik bid dat hun kinderen uw majesteit mogen aanschouwen.17 HERE, onze God, stort uw liefdevolle vriendelijkheid over ons uit. Zegen het werk dat wij doen. Ja, wij bidden U om uw zegen over alles wat wij ondernemen.

Psalm 90

English Standard Version

van Crossway
1 A Prayer of Moses, the man of God. Lord, you have been our dwelling place[1] in all generations. (Deut 33:1; Joz 14:6; Ezra 3:2; Ps 17:1; Ps 55:1; Ps 71:3)2 Before the mountains were brought forth, or ever you had formed the earth and the world, from everlasting to everlasting you are God. (Deut 33:15; Job 15:7; Job 36:26; Spr 8:25)3 You return man to dust and say, “Return, O children of man!”[2] (Gen 3:19; Pr 12:7)4 For a thousand years in your sight are but as yesterday when it is past, or as a watch in the night. (Ex 14:24; Ri 7:19; Ps 39:5; 2 Petr 3:8)5 You sweep them away as with a flood; they are like a dream, like grass that is renewed in the morning: (2 Kon 19:26; Job 20:8; Ps 37:2; Ps 58:9; Ps 103:15; Jes 40:6; 1 Petr 1:24)6 in the morning it flourishes and is renewed; in the evening it fades and withers. (Job 4:20; Job 14:2; Ps 92:7; Jak 1:11)7 For we are brought to an end by your anger; by your wrath we are dismayed.8 You have set our iniquities before you, our secret sins in the light of your presence. (Ps 19:12; Jer 16:17; Heb 4:13)9 For all our days pass away under your wrath; we bring our years to an end like a sigh.10 The years of our life are seventy, or even by reason of strength eighty; yet their span[3] is but toil and trouble; they are soon gone, and we fly away.11 Who considers the power of your anger, and your wrath according to the fear of you?12 So teach us to number our days that we may get a heart of wisdom. (Ps 39:4)13 Return, O Lord! How long? Have pity on your servants! (Gen 6:6; Ex 32:12; Deut 32:36; Ri 2:18; Ps 6:4; Ps 74:9; Ps 106:45; Ps 135:14; Jona 3:10)14 Satisfy us in the morning with your steadfast love, that we may rejoice and be glad all our days. (Ps 46:5; Ps 85:6)15 Make us glad for as many days as you have afflicted us, and for as many years as we have seen evil. (Deut 8:2)16 Let your work be shown to your servants, and your glorious power to their children. (Deut 32:4; Ps 77:12; Ps 92:4; Ps 95:9; Hab 3:2)17 Let the favor[4] of the Lord our God be upon us, and establish the work of our hands upon us; yes, establish the work of our hands! (Ps 27:4; Ps 128:2; Jes 26:12)