1-2‘Mijn volk, luister naar Mij. U zweert trouw aan de HERE, maar u meent er geen woord van. U hebt de mond vol van wonen in de Heilige Stad en van vertrouwen op de God van Israël, maar in uw hart verwerpt u Mij, de HERE van de hemelse legers.3Steeds weer heb Ik u verteld wat in de toekomst zou gebeuren. Ik had dat nog niet gezegd of Ik liet mijn woorden werkelijkheid worden.4Ik wist hoe hard en opstandig u bent. Uw nek is onbuigzaam als ijzer en uw hoofd hard als koper.5Daarom vertelde Ik u van tevoren wat Ik ging doen, zodat u nooit zou kunnen zeggen: “Mijn afgod deed dit, mijn beeld liet het gebeuren!”6U hebt mijn aankondigingen gehoord en gezien hoe zij werkelijkheid werden, maar u weigert het toe te geven. Nu zal Ik u nieuwe dingen vertellen waarover Ik nog niet eerder heb gesproken. Geheimen die u nog nooit hebt gehoord.7Dan kunt u niet zeggen: “Dat wisten wij allang!”8Ja, Ik zal u geheel nieuwe dingen vertellen, want Ik weet wat voor trouwelozen u bent, opstandelingen vanaf uw vroegste jeugd, door en door trouweloos.9Ter wille van Mijzelf en van de eer van mijn naam zal Ik mijn toorn bedwingen en u niet wegvagen.10Ik zal u louteren, niet als zilver, maar in de smeltoven van de ellende zal Ik u beproeven.11In mijn eigen belang zal Ik u mijn toorn besparen en u niet vernietigen. Als Ik dat wel zou doen, zouden de heidenen zeggen dat hun goden Mij hebben overwonnen. Ik sta mijn eer aan niemand af.12Luister naar Mij, mijn volk, mijn uitverkorenen! Ik alleen ben God, Ik ben de eerste, Ik ben de laatste.13Mijn hand legde de fundamenten voor de aarde, de palm van mijn rechterhand strekte de hemelen boven u uit, Ik roep ze en ze komen tevoorschijn.14Kom allemaal bijeen en luister! Welke van al uw afgoden heeft u ooit verteld: “De HERE houdt van de man die Hij zal gebruiken om een eind te maken aan het Babylonische rijk. Hij zal de legers van de Chaldeeën onder de voet lopen.”15Maar Ik zeg het. Ik heb hem geroepen, Ik heb hem dit laten doen en zal hem daarbij helpen.’16Kom dichterbij en luister goed. Ik heb u altijd duidelijk verteld wat zou gaan gebeuren, zodat u het allemaal goed kon begrijpen. En nu heeft de HERE God door zijn Geest mij deze boodschap voor u gegeven:17de HERE, uw verlosser, de Heilige van Israël, zegt: ‘Ik ben de HERE, uw God, die u leert wat goed voor u is en die u de paden wijst waarlangs u moet lopen.18Och, had u toch maar naar mijn geboden geluisterd! Dan had u vrede gehad als een kalmstromende rivier en als golven van gerechtigheid.19Dan was u even talrijk geworden als het zand langs de zeeën van de wereld, te veel om te tellen. Dan was uw vernietiging niet nodig geweest.’20Verlaat Babel zingend en roep de einden van de aarde toe dat de HERE zijn dienaren, het volk van Jakob, heeft verlost.21Zij hadden geen dorst toen Hij hen door de woestijnen leidde, Hij spleet de rots en het water gutste eruit, zodat zij konden drinken.22‘Maar,’ zo zegt mijn God, ‘voor de goddelozen is er geen vrede.’
1Hear this, O house of Jacob, who are called by the name of Israel, and who came from the waters of Judah, who swear by the name of the Lord and confess the God of Israel, but not in truth or right. (Ps 68:26; Jes 43:1; Jer 7:9)2For they call themselves after the holy city, and stay themselves on the God of Israel; the Lord of hosts is his name. (Mi 3:11)3“The former things I declared of old; they went out from my mouth, and I announced them; then suddenly I did them, and they came to pass. (Jes 41:26)4Because I know that you are obstinate, and your neck is an iron sinew and your forehead brass, (Ex 32:9)5I declared them to you from of old, before they came to pass I announced them to you, lest you should say, ‘My idol did them, my carved image and my metal image commanded them.’ (Jes 48:3; Jer 44:15)6“You have heard; now see all this; and will you not declare it? From this time forth I announce to you new things, hidden things that you have not known. (Jes 43:19)7They are created now, not long ago; before today you have never heard of them, lest you should say, ‘Behold, I knew them.’8You have never heard, you have never known, from of old your ear has not been opened. For I knew that you would surely deal treacherously, and that from before birth you were called a rebel. (Jes 46:8)9“For my name’s sake I defer my anger; for the sake of my praise I restrain it for you, that I may not cut you off. (Mal 3:6)10Behold, I have refined you, but not as silver; I have tried[1] you in the furnace of affliction. (Deut 4:20; Ez 22:18; Ez 22:20; Ez 22:22; 1 Petr 1:7)11For my own sake, for my own sake, I do it, for how should my name[2] be profaned? My glory I will not give to another. (Jes 42:8; Jes 43:25; Ez 20:9)
The Lord’s Call to Israel
12“Listen to me, O Jacob, and Israel, whom I called! I am he; I am the first, and I am the last. (Jes 41:4)13My hand laid the foundation of the earth, and my right hand spread out the heavens; when I call to them, they stand forth together. (Ps 102:25; Jes 40:26; Jes 51:13; Heb 1:10)14“Assemble, all of you, and listen! Who among them has declared these things? The Lord loves him; he shall perform his purpose on Babylon, and his arm shall be against the Chaldeans. (Jes 23:13; Jes 41:26; Jes 46:10; Jes 47:1)15I, even I, have spoken and called him; I have brought him, and he will prosper in his way. (Jes 45:1)16Draw near to me, hear this: from the beginning I have not spoken in secret, from the time it came to be I have been there.” And now the Lord God has sent me, and his Spirit. (Jes 45:19; Jes 61:1)17Thus says the Lord, your Redeemer, the Holy One of Israel: “I am the Lord your God, who teaches you to profit, who leads you in the way you should go.18Oh that you had paid attention to my commandments! Then your peace would have been like a river, and your righteousness like the waves of the sea; (Deut 32:29; Ps 81:13; Jes 66:12; Luk 19:42)19your offspring would have been like the sand, and your descendants like its grains; their name would never be cut off or destroyed from before me.” (Gen 22:17; Jes 10:22; Hos 1:10)20Go out from Babylon, flee from Chaldea, declare this with a shout of joy, proclaim it, send it out to the end of the earth; say, “The Lord has redeemed his servant Jacob!” (Ex 19:4; Jes 23:13; Jes 35:10; Jes 44:23; Jes 47:1; Jes 52:9; Jes 52:11; Jer 50:8; Jer 51:6; Jer 51:45; Zach 2:6)21They did not thirst when he led them through the deserts; he made water flow for them from the rock; he split the rock and the water gushed out. (Ex 17:6; Num 20:11; Deut 8:15; Jes 35:6; Jes 43:19; Jes 44:3)22“There is no peace,” says the Lord, “for the wicked.” (Jes 57:21)