1-2Daarna sprak de HERE opnieuw tot Jona en zei: ‘Maak u klaar om naar die grote stad Nineve te gaan en de inwoners te waarschuwen voor hun ondergang, zoals Ik u al eerder heb gezegd!’3Deze keer gehoorzaamde Jona en ging op weg naar Nineve. Nineve was zoʼn grote stad dat je drie dagen nodig had om er dwars doorheen te lopen.4-5Maar al op de eerste dag, toen Jona een dagreis ver in de stad was rondgegaan en begon te prediken, toonden de inwoners berouw. Jona riep de mensen die zich om hem heen verzamelden, toe: ‘Over veertig dagen zal Nineve worden vernietigd!’ Zij geloofden hem en riepen een vasten uit, zowel de hooggeplaatsten als de gewone mensen trokken rouwkleding aan, de ruwe, stugge gewaden die bij treurige gebeurtenissen werden gedragen.6Toen de koning van Nineve hoorde wat Jona zei, stapte hij van zijn troon, trok zijn koninklijke kleding uit, deed rouwkleding aan en ging in de as zitten.7De koning en zijn edelen stuurden een boodschap door de stad die luidde: ‘Laat niemand, zelfs de dieren niet, ook maar iets eten. Er mag geen slokje water worden gedronken.8Iedereen moet rouwkleding dragen en God aanroepen. Laat iedereen zijn verkeerde wegen verlaten en alle onrecht afzweren.9Wie weet zal God toch nog besluiten ons te laten leven en zal Hij ons in zijn ontzettende toorn niet vernietigen.’10Toen God zag dat zij een eind hadden gemaakt aan hun misdadige gedrag, veranderde Hij van gedachten en voerde de straf die Hij had aangekondigd, niet uit.
POKÁNÍ NINIVANŮ - Jonáš káže v Ninive. Ninivané uvěří Bohu.
1 I stalo se slovo Hospodinovo k Jonášovi podruhé:2 „Vstaň, jdi do Ninive, toho velikého města, a provolávej v něm, co ti uložím.“3 Jonáš tedy vstal a šel do Ninive, jak mu Hospodin uložil. Ninive bylo veliké město před Bohem; muselo se jím procházet tři dny.4 Jonáš vešel do města, procházel jím jeden den a volal: „Ještě čtyřicet dní, a Ninive bude vyvráceno.“5 I uvěřili ninivští muži Bohu, vyhlásili půst a oblékli si žíněné suknice od největšího až po nejmenšího.6Když to slovo proniklo k ninivskému králi, vstal ze svého trůnu, odložil svůj plášť, zahalil se do žíněné suknice a sedl si do popela.7 Potom dal v Ninive rozhlásit: „Podle vůle krále a jeho mocných rádců! Lidé ani zvířata, skot ani brav ať nic neokusí, ať se nepasou a nepijí vodu.8 Ať se zahalí do žíněné suknice, lidé i zvířata, a naléhavě ať volají k Bohu. Každý ať se odvrátí od své zlé cesty a od násilí, které mu lpí na rukou.9 Kdo ví, možná že se Bůh v lítosti obrátí a odvrátí od svého planoucího hněvu a nezahyneme.“10 I viděl Bůh, jak si počínají, že se odvracejí od své zlé cesty, a litoval, že jim chtěl učinit zlo, které ohlásil. – A neučinil tak.