Synopse der Evangelien
Vergleiche ähnliche Bibelstellen (Het Boek):
Matthäus 17
14 Uit de mensen die aan de voet van de berg stonden te wachten, kwam een man naar Jezus toe.
15 ‘Here,’ zei hij smekend en viel voor Hem op de knieën. ‘Heb medelijden met mijn zoon. Hij lijdt aan vallende ziekte. Het is heel erg met hem. Hij valt vaak in het vuur en in het water.
16 Daarom heb ik hem bij uw leerlingen gebracht, maar zij konden hem niet genezen.’
17 ‘Och,’ zuchtte Jezus. ‘Wat zijn jullie toch ongelovig en verdorven! Hoelang moet Ik nog bij u blijven? Hoelang moet Ik nog geduld met u hebben? Breng die jongen maar hier.’
18 Hij bestrafte de boze geest in de jongen en die ging er meteen uit. Vanaf dat moment was de jongen genezen.
19 Achteraf, toen ze alleen met Hem waren, vroegen de leerlingen Hem: ‘Waarom konden wij die boze geest niet uit die jongen wegjagen?’
20 ‘Omdat jullie zo weinig geloof hebben,’ antwoordde Jezus. ‘Als jullie geloof zoveel kracht heeft als een mosterdzaadje, dan kun je tegen deze berg zeggen: “Ga weg” en dan gaat hij weg. Dan is niets onmogelijk voor je.
Markus 9
Jezus reist verder
14 Zij kwamen aan de voet van de berg en zagen dat de andere leerlingen met enkele bijbelgeleerden in discussie waren. Er stonden veel mensen om hen heen.
15 Zodra de mensen Jezus zagen aankomen, liepen zij Hem tegemoet.
16 ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Jezus.
17 ‘Meester,’ antwoordde een man, ‘ik wilde mijn zoon bij U brengen. Hij kan niet praten omdat er een boze geest in hem zit.
18 Telkens als die geest hem de baas wordt, gooit hij hem op de grond. Dan staat het schuim hem op de mond, knarst hij met zijn tanden en wordt hij helemaal stijf. Ik heb uw leerlingen gevraagd of zij de boze geest wilden verjagen, maar dat lukte hun niet.’
19 Jezus zei: ‘O, wat een ongeloof! Hoelang moet Ik nog bij u blijven? Hoelang moet Ik nog geduld met u hebben? Kom, breng de jongen maar hier.’
20 Dat deden zij, maar zodra de boze geest Jezus zag, kreeg de jongen vreselijke stuiptrekkingen. Hij viel op de grond en rolde heen en weer, het schuim stond hem op de mond.
21 ‘Hoe lang heeft hij dit al?’ vroeg Jezus aan de vader. ‘Van jongs af aan,’ antwoordde deze.
22 ‘De boze geest heeft hem vaak in het vuur en in het water laten vallen om hem te vermoorden. Heb medelijden met ons en doe iets als U kunt.’
23 ‘Als U kunt?’ vroeg Jezus. ‘Voor wie gelooft, is alles mogelijk.’
24 ‘Ik geloof!’ riep de man meteen. ‘En toch twijfel ik nog. Help mij!’
25 Jezus zag dat er steeds meer mensen bijkwamen. Hij zei tegen de boze geest: ‘Eruit! Jij, die dit kind doof en stom maakt. Eruit! En kom nooit meer in hem terug!’
26 De jongen gilde vreselijk en kreeg hevige stuiptrekkingen toen de boze geest uit hem wegging. Daarna lag hij zo stil dat het leek of hij dood was. De mensen begonnen al te mompelen: ‘Hij is dood.’
27 Maar Jezus nam hem bij de hand, trok hem overeind en de jongen stond op.
28 Even later, toen Jezus met zijn leerlingen in een huis was, vroegen zij Hem: ‘Waarom hebben wij die boze geest niet uit die jongen kunnen verjagen?’
29 Jezus antwoordde: ‘Boze geesten gaan alleen maar op de vlucht voor gebed.’
Lukas 9
Jezus verjaagt een boze geest
37 Terwijl zij de volgende dag van de berg afdaalden, kwam een grote menigte mensen hen tegemoet om Jezus te zien.
38 Er was een man bij die luidkeels riep: ‘Meester! Kom toch kijken naar mijn jongen! Het is mijn enig kind.
39 Hij heeft zoʼn last van een boze geest. Als die hem de baas wordt, begint hij ineens te krijsen, krijgt hij stuiptrekkingen en staat het schuim hem op de mond. Die geest laat hem bijna niet los en doet hem veel kwaad.
40 Ik heb uw leerlingen gevraagd die geest te verjagen. Maar dat konden zij niet.’
41 ‘Wat bent u toch harde en ongelovige mensen,’ zei Jezus. ‘Hoelang moet Ik nog bij u blijven? Hoelang moet Ik nog geduld met u hebben? Breng uw zoon maar bij Mij.’
42 Nog voordat de jongen bij Hem was, sloeg de boze geest hem tegen de grond. Hij bleef hevig stuiptrekkend liggen. Jezus joeg de boze geest uit de jongen weg, genas hem en gaf hem aan zijn vader terug.