1 Sam 8:2Joël en Abia, zijn oudste zonen, spraken recht in Berseba,Mat 1:7Salomo was de vader van Rechabeam, Rechabeam de vader van Abia. Abia was de vader van Asaf,2 Kron 11:22Maächaʼs zoon Abia was zijn lievelingszoon en kreeg de leiding over zijn broers, want Rechabeam besloot hem tot zijn opvolger te maken.1 Kron 2:24Kort na de dood van Chesron, in Kaleb-Efrata, baarde zijn vrouw Abia Aschur, de vader van Tekoa.2 Kron 12:16Na zijn dood werd Rechabeam in Jeruzalem begraven en zijn zoon Abia volgde hem op.2 Kron 11:20Later trouwde hij ook nog met Maächa, de kleindochter van Absalom. Zij schonk hem Abia, Attai, Ziza en Selomit.2 Kron 13:21Koning Abia van Juda werd echter steeds machtiger. Hij trouwde met veertien vrouwen en kreeg tweeëntwintig zonen en zestien dochters.1 Kon 14:1Jerobeams zoon Abia werd op een gegeven moment erg ziek.2 Kron 13:4Toen het leger van Juda aankwam bij de berg Semaraïm in het heuvelland van Efraïm, schreeuwde koning Abia naar koning Jerobeam en het Israëlitische leger:1 Kron 6:28De gezinnen van de familie van Samuël werden geleid door Samuëls zonen: Joël, de oudste, en Abia, de tweede zoon.2 Kron 14:1Koning Abia stierf en werd in Jeruzalem begraven. Zijn zoon Asa werd de nieuwe koning van Juda en gedurende de eerste tien jaren van zijn regering heerste er vrede in het land,2 Kron 13:1-2Abia werd de nieuwe koning van Juda in Jeruzalem. Hij kwam aan de macht in het achttiende regeringsjaar van koning Jerobeam van Israël en regeerde drie jaar. Zijn moeder heette Maächa en was een dochter van Uriël uit Gibea. Toen hij nog maar kort aan de regering was, brak er oorlog uit tussen Juda en Israël.1 Kron 7:8De zonen van Becher waren Zemira, Joas, Eliëzer, Eliënai, Omri, Jeremot, Abia, Anatot en Alemet.2 Kron 13:20Koning Jerobeam kwam deze slag niet meer te boven, zolang koning Abia aan de macht was. Enige tijd later stierf hij door de hand van de HERE.Neh 12:2-7Ezra, Amarja, Malluch, Chattus, Sechanja, Rechum, Meremot, Iddo, Ginnetoi, Abia, Miamin, Maädja, Bilga, Semaja, Jojarib, Jedaja, Sallu, Amok, Chilkia en Jedaja.2 Kron 13:3Het leger van Juda, onder bevel van koning Abia, bracht vierhonderdduizend ervaren strijders in het veld die het moesten opnemen tegen tweemaal zoveel Israëlieten, sterke, moedige mannen onder bevel van koning Jerobeam.1 Kron 3:10-14Dit zijn de nakomelingen van koning Salomo: Rechabeam, Abia, Asa, Josafat, Joram, Achazja, Joas, Amasja, Azarja, Jotam, Achaz, Hizkia, Manasse, Amon en Josia.2 Kron 13:15-16De mannen van Juda hieven hun strijdkreet aan. En terwijl ze dat deden, gebruikte God koning Abia en de mannen van Juda: koning Jerobeam en het leger van Israël sloegen op de vlucht voor het leger van Juda en God schonk Juda de overwinning.2 Kron 29:1Jechizkia was vijfentwintig jaar toen hij koning van Juda werd en regeerde negenentwintig jaar vanuit Jeruzalem. Zijn moeder heette Abia en was de dochter van Zecharja.Neh 10:2-8Sidkia, Seraja, Azarja, Jirmeja, Paschur, Amarja, Malkia, Chattus, Sebanja, Malluch, Charim, Meremot, Obadja, Daniël, Ginneton, Baruch, Mesullam, Abia, Miamin, Maäzja, Bilgai en Semaja, allen priesters.Luk 1:5Mijn verhaal begint bij de Joodse priester Zacharias, die leefde in de tijd dat Herodes koning van Judea was. Hij behoorde tot de priesterafdeling van Abia. Zijn vrouw Elisabeth kwam net als hijzelf uit het priestergeslacht van Aäron.Num 33:43vandaar naar Obot,1 Kon 15:1-2Abiam begon zijn drie jaar durende regeringsperiode als koning van Juda in Jeruzalem, tijdens het achttiende regeringsjaar van Jerobeam in Israël. Abiams moeder heette Maächa en zij was een kleindochter van Abisalom.1 Kron 1:22Uzal, Dikla, Ebal, Abimaël,1 Kron 1:30Adbeël, Mibsam, Misma, Duma, Massa, Chadad, Tema,1 Kron 24:7-18De families werden door middel van het lot op de volgende manier verdeeld: als eerste viel het lot op Jojarib; als tweede op Jedaja; de derde was Charim; de vierde was Seorim; vijfde was Malkia; zesde Miamin; zevende Hakkos; achtste Abia; negende Jesua; tiende Sechanja; elfde Eljasib; twaalfde Jakim; dertiende Chuppa; veertiende Jesebab; vijftiende Bilga; zestiende Immer; zeventiende Chezir; achttiende Happisses; negentiende Petachja; twintigste Jechezkel; eenentwintigste Jachin; tweeëntwintigste Gamul; drieëntwintigste Delaja; vierentwintigste Maäzja.1 Kron 6:74De stam van Aser gaf hun Masal, Abdon,1 Kron 2:16Hun zusters waren Seruja en Abigaïl. Serujaʼs drie zonen waren Absai, Joab en Asaël.Neh 12:12-21Dit zijn de namen van de familiehoofden van de priesters die dienstdeden onder de hogepriester Jojakim: Meraja, leider van de familie Seraja; Chananja, leider van de familie Jirmeja; Mesullam, leider van de familie Ezra; Jochanan, leider van de familie Amarja; Jonatan, leider van de familie Melichu; Jozef, leider van de familie Sebanja; Adna, leider van de familie Charim; Chelkai, leider van de familie Merajot; Zecharja, leider van de familie Iddo; Mesullam, leider van de familie Ginneton; Zichri, leider van de familie Abia; Piltai, leider van de families Minjamin en Moadja; Sammua, leider van de familie Bilga; Jonatan, leider van de familie Semaja; Mattenai, leider van de familie Jojarib; Uzzi, leider van de familie Jedaja; Kallai, leider van de familie Sallai; Eber, leider van de familie Amok; Chasabja, leider van de familie Chilkia; Netanel, leider van de familie Jedaja.Gen 20:1Abraham trok in zuidelijke richting naar de Negev en vestigde zich tussen Kades en Sur.1 Kron 2:17Abigaïl was getrouwd met een zekere Jeter uit het geslacht van Jismaël, haar zoon was Amasa.2 Sam 3:23Toen Joab hoorde dat Abner kort tevoren de koning had bezocht en ongehinderd weer was vertrokken,1 Kron 11:20Joabs broer Absai was de aanvoerder van de groep van dertig. Hij had zijn plaats onder hen verworven door ook ooit driehonderd mannen te doden met zijn speer.Gen 17:3Abram wierp zich op de grond en1 Kron 4:9Jabes genoot het meeste aanzien van zijn broers. Zijn moeder noemde hem Jabes omdat de bevalling zo moeilijk verliep.Mat 1:13Zerubbabel de vader van Abiud, Abiud was de vader van Eljakim, Eljakim de vader van Azor,Ex 28:19op de derde rij opaal, agaat en amethist,Ezra 10:28Van de familie Bebai: Jochanan, Chananja, Zabbai en Atlai.Ex 39:12op de derde rij opaal, agaat en amethist enOp 7:6uit Aser, Naftali en Manasse,Num 33:47toen verder naar het gebergte Abarim, dicht bij de berg Nebo.Gen 20:2Net als in Egypte deed Abraham alsof Sara zijn zuster was. En inderdaad, koning Abimelech van Gerar liet haar bij zich brengen.2 Sam 13:1Absalom, een van Davids zonen, had een knappe zuster, Tamar. Haar halfbroer Amnon werd verliefd op haar.1 Kron 4:29Bilha, Esem, Tolad,1 Kron 2:13Isaïʼs eerste zoon was Eliab, zijn tweede zoon was Abinadab, zijn derde Sima,Ri 9:21Toen vluchtte Jotam naar Beër, waar hij uit angst voor zijn halfbroer Abimelech bleef wonen.2 Sam 3:3Abigaïl was de moeder van zijn tweede zoon, Kileab. De derde zoon was Absalom van zijn vrouw Maächa, de dochter van koning Talmai van Gesur.Gen 21:11Deze eis bracht Abraham in moeilijkheden, want Ismaël was tenslotte zijn zoon.Gen 12:11-13Toen zij de grens van Egypte naderden, begon Abram zich zorgen te maken. Hij zei tegen zijn vrouw Sarai: ‘Je bent een knappe vrouw. Als de Egyptenaren jou zien, zouden ze mij wel eens kunnen doden om jou te krijgen. Daarom kun je beter zeggen dat je mijn zuster bent. Dan zullen de Egyptenaren mij goed behandelen, ter wille van jou!’Ri 8:31en ook een bijvrouw, die in Sichem woonde, zij schonk hem een zoon, die de naam Abimelech kreeg.Gen 34:18Chamor en Sichem stemden blij toe1 Kon 15:7De rest van de geschiedenis van Abiam is beschreven in de Kronieken van de koningen van Juda, onder andere de oorlog die Abiam met Jerobeam voerde.1 Kon 14:6Toen Achia haar bij de deur van zijn huis hoorde, riep hij: ‘Komt u maar binnen, vrouw van Jerobeam. Waarom hebt u zich vermomd?’ En hij vervolgde: ‘Ik heb droevig nieuws voor u.Ri 10:1Nadat Abimelech was gestorven, werd Tola (de zoon van Pua en kleinzoon van Dodo) Israëls volgende richter. Hij hoorde bij de stam van Issachar, maar woonde in Samir, in de bergen van Efraïm.1 Sam 25:1Korte tijd later stierf Samuël en heel Israël kwam bijeen en rouwde om hem. Hij werd begraven bij zijn huis in Rama. Intussen trok David naar de woestijn Paran.Gen 20:11-12‘Ja, ziet u,’ zei Abraham, ‘ik dacht dat dit een goddeloze stad was en vreesde dat u mij zou doden om mijn vrouw te kunnen nemen. Bovendien ís zij mijn zuster, zij het slechts een halfzuster (wij hebben dezelfde vader) en ik ben met haar getrouwd.2 Sam 17:25Hij had Amasa als opperbevelhebber aangesteld in de plaats van Joab. Deze Amasa was een achterneef van Joab, zijn vader was de Ismaëliet Jitra en zijn moeder was Abigal, de dochter van Nachas, die een zuster was van Joabs moeder Seruja.2 Sam 20:7Zo zetten Abisaï en Joab met een keurkorps uit Joabs leger en Davids eigen lijfwacht de achtervolging op Seba in.2 Kron 22:11Maar Josabat, een dochter van koning Joram en dus een zuster van Achazja, haalde Achazjaʼs zoon Joas weg bij de zonen die zouden worden gedood en verstopte hem met een verzorgster in een beddenkamer. Deze Josabat was de vrouw van de priester Jojada. Zo kon Atalja de kleine Joas niet doden.Gen 16:3Abram stemde in met Saraiʼs voorstel. Dit gebeurde tien jaar nadat Abram in Kanaän kwam.Gen 36:24De kinderen van Sibon waren Ajja en Ana (deze jongen vond hete bronnen in de woestijn, terwijl hij de ezels van zijn vader hoedde).1 Kron 8:38Asel had zes zonen: Azrikam, Bocheru, Jismaël, Searja, Obadja en Chanan.1 Kron 9:44Asel had zes zonen: Azrikam, Bocheru, Jismaël, Searja, Obadja en Chanan.1 Kron 2:29De zonen van Abisur en zijn vrouw Abichaïl waren Achban en Molid.2 Kron 22:1De inwoners van Jeruzalem kozen toen Achazja, zijn jongste zoon, als nieuwe koning. Dat kon ook nauwelijks anders, want zijn oudere broers waren door de plunderende Arabieren gedood.Joz 13:18Jahas, Kedemot, Mefaät,2 Sam 23:18-19Van deze drie mannen was Abisaï, de broer van Joab en een zoon van Seruja, de grootste. Eens versloeg hij helemaal alleen driehonderd vijanden en doodde hen allemaal. Door dergelijke daden kreeg hij eenzelfde reputatie als de eerdergenoemde drie helden, ook al maakte hij geen deel van hen uit. Maar wel was hij de belangrijkste man van de dertig hoogste legerofficieren en tevens hun leider.Joz 19:28Abdon, Rechob, Chammon, Kana en Groot-Sidon.2 Sam 18:29‘Hoe is het met de jonge Absalom?’ wilde de koning weten. ‘Is alles goed met hem?’ ‘Toen Joab mij bij zich liet komen, hoorde ik een heleboel geschreeuw, maar ik weet niet precies wat er is gebeurd,’ antwoordde Achimaäs.Gen 45:3‘Ik ben Jozef,’ zei hij tegen zijn broers. ‘Leeft mijn vader nog?’ Zijn broers konden geen woord uitbrengen. Zij staarden hem alleen stomverbaasd aan.1 Kron 1:29De zonen van Ismaël waren Nebajot, de oudste, Kedar,1 Kon 15:6De oorlog die destijds tussen Rechabeam en Jerobeam ontstond, bleef ook tijdens Abiams leven doorwoeden.1 Kron 3:3De vijfde was Sefatja, de zoon van zijn vrouw Abital. De zesde was Jitream, de zoon van zijn vrouw Egla.2 Sam 3:17Intussen overlegde Abner met de leiders van Israël en hij herinnerde hen eraan dat zij David al een lange tijd als koning wilden hebben.Joz 13:4Daarbij komt nog het land van de Awwieten in het zuiden; in het noorden al het land van de Kanaänieten; Ara (dat aan de Sidoniërs behoort), dat zich noordwaarts uitstrekt tot Afek aan de grens van de Amorieten;2 Sam 3:22Maar toen Abner net was vertrokken, keerde Joab met een deel van Davids troepen terug van een strooptocht die hun veel buit had opgeleverd.2 Kon 11:2-3uitgezonderd zijn één jaar oude zoon Joas. Joas werd gered door zijn tante Jehoseba, een zuster van koning Achazja. Zij was namelijk een dochter van koning Joram, Achazjaʼs vader. Zij haalde hem weg bij de andere kinderen van de koning die zouden worden gedood, en verborg hem en zijn verzorgster in een bergplaats in de tempel. Zij bleven daar zes jaar verborgen, terwijl Atalja over het land regeerde.Gen 12:9Zo trok Abram steeds verder naar het zuiden in de richting van de Negev.1 Sam 27:2-3Zo trokken David en de zeshonderd mannen die bij hem waren met hun gezinnen naar Gat, waar zij onder bescherming van koning Achis konden wonen. David bleef in Gat met zijn twee vrouwen, Achinoam uit Jizreël en Abigaïl uit Karmel, de weduwe van Nabal.Gen 48:9‘Ja,’ antwoordde Jozef, ‘dit zijn de zonen die God mij hier in Egypte heeft gegeven.’Rom 4:18Hoewel alle hoop vervlogen was, bleef Abraham verwachten en geloven dat hij de stamvader van vele volken zou worden, want God had het gezegd!2 Kron 16:1In het zesendertigste regeringsjaar van koning Asa verklaarde koning Basa van Israël hem de oorlog en bouwde een fort bij Rama, waarmee hij de weg naar Juda afsloot.1 Kron 2:37Zabads zoon was Eflal, Eflals zoon was Obed,1 Kron 8:11Zijn vrouw Chusim had Abitub en Elpaäl ter wereld gebracht.Num 33:46vandaar naar Almon-Diblataïm enNum 8:3Aäron deed dit.1 Kon 22:1Drie jaar lang werd er geen oorlog gevoerd tussen Syrië en Israël.2 Sam 3:11Isboset durfde niets terug te zeggen, omdat hij bang was voor Abner.Gen 41:50Voordat het eerste jaar van de hongersnood aanbrak, had Jozef twee zonen gekregen bij zijn vrouw Asnat.Jer 48:22Dibon, Nebo, Bet-Diblataïm,Hand 2:9uit Parthië, Medië, Elam en Mesopotamië, uit Judea, Capadocië, Pontus, Asia,2 Sam 14:31Toen kwam Joab wel naar Absalom toe en wilde van hem weten: ‘Waarom hebben uw dienaren mijn akker in brand gestoken?’2 Sam 14:23Joab ging meteen naar Gesur en bracht Absalom mee terug naar Jeruzalem.2 Sam 20:6Toen zei David tegen Abisaï: ‘Die Seba gaat ons meer moeilijkheden bezorgen dan Absalom. Snel, neem mijn lijfwacht en ga hem achterna, voordat hij een paar versterkte steden bereikt en nog meer kwaad aanricht.’Num 21:19Nachaliël en Bamot.2 Sam 18:23‘Maar dan kunt u mij net zo goed wel laten gaan,’ hield Achimaäs vol. Ten slotte gaf Joab toe. ‘Goed, ga dan maar,’ zei hij. Achimaäs nam de weg over de vlakte en kwam daardoor voor op de Ethiopiër.1 Sam 25:23Toen Abigaïl David zag aankomen, liet zij zich snel van haar ezel glijden en boog diep voor hem.2 Sam 13:22Absalom sprak niet met Amnon over deze zaak. Hij haatte hem echter hartgrondig om wat hij zijn zuster had aangedaan.Gen 17:25Ismaël was dertien.Gen 28:9Machalat, de zuster van Nebajot en dochter van Abrahams zoon Ismaël.