Ezra 8:2

Het Boek

2-14 Van de familie Pinechas: Gersom; van de familie Itamar: Daniël; van de familie David: Chattus, de zoon van Sechanja; van de familie Paros: Zecharja en 150 andere mannen; van de familie Pachat-Moab: Eljoenai, de zoon van Zerachja, en 200 andere mannen; van de familie Zattu: Sechanja, de zoon van Jachaziël, en 300 andere mannen; van de familie Adin: Ebed, de zoon van Jonatan, en vijftig andere mannen; van de familie Elam: Jesaja, de zoon van Atalja, en zeventig andere mannen; van de familie Sefatja: Zebadja, de zoon van Michaël, en tachtig andere mannen; van de familie Joab: Obadja, de zoon van Jechiël, en 218 andere mannen; van de familie Bani: Selomit, de zoon van Josifja, en 160 andere mannen; van de familie Bebai: Zecharja, de zoon van Bebai, en 28 andere mannen; van de familie Azgad: Jochanan, de zoon van Hakkatan, en 110 andere mannen; de laatsten van de familie Adonikam: Elifelet, Jeïel, Semaja en zestig andere mannen; van de familie Bigwai: Utai, Zakkur en zeventig andere mannen.