Psalm 14 | Nueva Versión Internacional Het Boek

Psalm 14 | Nueva Versión Internacional
1 Dice el necio en su corazón: «No hay Dios.» Están corrompidos, sus obras son detestables; ¡no hay uno solo que haga lo bueno! 2 Desde el cielo el Señor contempla a los mortales, para ver si hay alguien que sea sensato y busque a Dios. 3 Pero todos se han descarriado, a una se han corrompido. No hay nadie que haga lo bueno; ¡no hay uno solo! 4 ¿Acaso no entienden todos los que hacen lo malo, los que devoran a mi pueblo como si fuera pan? ¡Jamás invocan al Señor! 5 Allí los tienen, sobrecogidos de miedo, pero Dios está con los que son justos. 6 Ustedes frustran los planes de los pobres, pero el Señor los protege. 7 ¡Quiera Dios que de Sión venga la salvación de Israel! Cuando el Señor restaure a su pueblo,* ¡Jacob se regocijará, Israel se alegrará!

La Santa Biblia, Nueva Versión Internacional® NVI® Copyright © 1999 by Biblica, Inc.® Used by permission. All rights reserved worldwide.

Het Boek
1 Een psalm van David voor de koordirigent. Een dwaas zegt bij zichzelf: ‘Er bestaat helemaal geen God.’ De mensen begaan de ergste misdaden. Niemand doet wat goed is. 2 Vanuit de hemel kijkt de HERE op de mensen neer. Hij zoekt of er nog één verstandig mens bij is, iemand die Hem zoekt. 3 Maar alle mensen zijn van Hem afgedwaald, met elkaar zijn zij het spoor bijster. Er is er zelfs niet één die doet wat goed is. 4 Weten zij het dan niet, al die zondaars, al die mensen die van anderen niets heel laten? Geen van hen zoekt de HERE. 5 Opeens krijgen zij de schrik te pakken, paniek overvalt hen: het blijkt dat God de zijnen terzijde staat. 6 Uiteindelijk kunnen zij tegen de arme mensen toch niet op, omdat de HERE hen beschermt. 7 Als Israël nu eens werd gered vanuit Jeruzalem! Dat zal ook gebeuren: wanneer eens de HERE het volk redt, zal Jakob juichen en heel Israël van vreugde zingen.