Psalm 41 | Nueva Biblia Viva Het Boek

Psalm 41 | Nueva Biblia Viva

Al director musical. Salmo de David.

1 Dios bendice a los que son buenos con los pobres. El SEÑOR los libra en tiempo de angustia. 2 Los protege y los mantiene vivos; los prospera y los libra de sus enemigos. 3 Los cuida en sus enfermedades, y alivia sus dolores y preocupaciones. 4 Oré diciendo: «SEÑOR, ten piedad y sáname, pues he pecado contra ti». 5 Pero mis enemigos dicen: «Ojalá muera pronto y caiga en el olvido». 6 ¡Qué amistosos se muestran cuando me visitan! Y cuando se van, salen a contar las calumnias que recogieron. Y cuando se van, se ríen y se burlan. 7 Susurran entre ellos imaginando lo peor de mí. 8 «Tenga lo que tenga, es sin remedio»; dicen. «¡De esa cama no se levantará!». 9 Hasta mi mejor amigo se ha vuelto contra mí; el hombre en quien yo confiaba; ¡con el que compartía el pan! 10 ¡SEÑOR, no me abandones! Muéstrate benigno y sáname, SEÑOR, para que pueda darles su merecido. 11 Veo que estás contento de mí porque no has permitido que mis enemigos me derroten. 12 Me has preservado por mi honradez; has permitido que para siempre esté en presencia tuya. 13 ¡Bendigan al SEÑOR, al Dios de Israel, cuya existencia data de un eterno pasado, y se extiende a un eterno porvenir! ¡Así sea! ¡Amén!

La Nueva Biblia Viva TM Copyright © 2006, 2008 by Biblica, Inc. Used with permission. All rights reserved worldwide. “Biblica”, “International Bible Society” and the Biblica Logo are trademarks registered in the United States Patent and Trademark Office by Biblica, Inc. Used with permission.

Het Boek
1 Een psalm van David voor de koordirigent. 2 Gelukkig is wie voor de zwakken zorgt. Als hemzelf eens onheil treft, zal de HERE hem helpen. 3 De HERE zal hem beschermen en in leven laten. Anderen zullen hem prijzen. Zijn vijanden krijgen hem er niet onder. 4 Als hij ziek wordt, zal de HERE hem steunen. Tijdens zijn ziekte zal Hij zijn toestand verbeteren. 5 Ik zei: ‘HERE, geef mij uw genade. Genees mij, want ik ben U niet gehoorzaam geweest.’ 6 Mijn tegenstanders roddelen over mij en zeggen: ‘Wanneer denk je dat hij sterft? Eindelijk is hij dan verdwenen.’ 7 Wanneer iemand mij opzoekt, spreekt hij met gladde tong. In zijn hart haat hij mij en zodra hij weer weg is, vertelt hij links en rechts leugens. 8 Zij die mij haten, steken hun hoofden bij elkaar en fluisteren over mij: 9 ‘Heb je het al gehoord? Hij heeft een dodelijke ziekte. Hij zal nooit meer van zijn ziekbed afkomen.’ 10 Zelfs mijn beste vriend, die ik volledig vertrouwde en die regelmatig bij mij at, heeft zich tegen mij gekeerd. 11 HERE, wilt U mij genade schenken en mij beter maken? Dan zal ik het hun vergelden! 12 Wanneer mijn tegenstander geen plezier meer over mij heeft, is dat voor mij de bevestiging dat U met liefde voor mij zorgt, 13 en dat U mij kracht geeft, omdat ik niet tegen U gezondigd heb, en dat U mij voor altijd dicht bij U laat wonen. 14 Geprezen zij de HERE, de God van Israël! Tot in alle eeuwigheid. Amen.