1Con paciencia esperé que Dios me ayudara; entonces él oyó y escuchó mi clamor.2Me sacó del abismo de la desesperación, del pantano y del lodo; puso mis pies sobre senda dura y firme, y me fortaleció mientras yo proseguía mi camino.3Me ha dado un nuevo cántico para que lo entone, con alabanzas a nuestro Dios. Ahora muchos oirán de las cosas admirables que él hizo; maravillados estarán ante el SEÑOR, y en él pondrán su confianza.4Muchas bendiciones se derraman sobre los que confían en el SEÑOR, y no se fían de los altivos ni de los que confían en ídolos.5¡SEÑOR, Dios mío! ¡Cuántas y cuántas veces has realizado grandes milagros en favor nuestro! ¿Quién más puede hacer tales maravillas? El tiempo no alcanza para narrar todos tus maravillosos actos.6A ti no te complacen sacrificios ni ofrendas, pero me has hecho obediente; tú no has pedido holocaustos ni sacrificios por el pecado.7Por eso dije: «Aquí me tienes —como el libro dice de mí—.8Me deleito en hacer tu voluntad, Dios mío, tu ley la llevo dentro de mí».9A todos les he hablado de tu justicia. Sin timidez lo he proclamado, según te consta, SEÑOR.10No he ocultado esta buena noticia en mi corazón, sino que he proclamado tu fidelidad y tu salvación. Les he hablado a todos en la asamblea de tu gran amor y tu fidelidad.11¡SEÑOR, no alejes de mí tu misericordia! Mi única esperanza está en tu gran amor y fidelidad.12Son tantos los problemas que me rodean que no los puedo ni contar. Se han acumulado tanto que no me dejan encontrar la salida. Son más que los cabellos de mi cabeza. Mi corazón se debilita.13¡Te lo ruego, SEÑOR, líbrame! ¡Pronto! ¡Ven a ayudarme!14Sean avergonzados y humillados aquellos que tratan de aniquilarme. Huyan deshonrados aquellos que se deleitan en mis problemas.15Que se llenen de horror y de vergüenza porque dijeron: ¡Ya lo tenemos!16Pero que el gozo del SEÑOR se derrame sobre cuantos lo aman, y buscan la salvación que él da. Que siempre exclamen: «¡Cuán grande es Dios!».17En cuanto a mí, pobre soy, y menesteroso, pero en este instante Dios piensa en mí. ¡Dios mío, tú eres mi auxilio! Tú eres mi salvación. ¡Ven pronto, y sálvame! ¡No te demores, por favor!
Het Boek
1Een psalm van David voor de koordirigent.2Met verlangen keek ik uit naar de HERE. Toen boog Hij Zich naar mij toe en hoorde mijn roepen om hulp.3Hij trok mij omhoog uit de diepte van de zonde en uit de modder van de wereld. Hij zette mij stevig op mijn voeten, op een rots. Dankzij Hem wankel ik niet meer.4Hij leerde mij een nieuw lied, een lofzang voor onze God. Ik hoop dat velen het merken en ook ontzag voor de HERE zullen krijgen, dat zij ook op Hem gaan vertrouwen.5Gelukkig is de mens die zijn vertrouwen op de HERE stelt en die zich niet wendt tot trotse mensen of leugenaars.6HERE, mijn God, uw wonderen zijn ontelbaar, uw zorg voor ons is groot. Niets is met U te vergelijken. Als ik over uw wonderen en zorgen zou willen vertellen, zou ik niet weten waar ik moest beginnen.7Het gaat U niet om offers of geschenken, U vraagt niet om brandoffers of offers om zonden weg te nemen. Voor U telt mijn gehoorzaamheid.8Toen zei ik: ‘Hier ben ik, in de wet werd al over mij geschreven.9Mijn hele hart verlangt ernaar uw wil te doen, mijn God. Uw wet is mijn leven.’10Ik vertel de blijde boodschap van uw liefde en rechtvaardigheid in de samenkomsten. U weet, HERE, dat ik niet zal nalaten over U te spreken.11Ik verzwijg uw rechtvaardigheid niet en spreek over uw trouw en bewaring. Aan grote groepen mensen vertel ik over uw goedheid en liefde en waarheid.12Laat mij ruimschoots delen in uw medelijden. Laten uw goedheid en waarheid mij voortdurend beschermen.13Want er komen talloze rampen over mij heen, mijn zonden overweldigen mij en ik weet er geen raad mee. Het zijn er zoveel, de moed zakt mij in de schoenen.14HERE, wilt U mij redden? Haast U en help mij, HERE!15Laten zij die mij naar het leven staan, zich diep schamen en afdruipen. Laten zij die mij in het ongeluk willen storten, terugdeinzen en belachelijk worden gemaakt.16Laten zij die mij uitlachen met stomheid geslagen worden.17Laten alle mensen die U zoeken over U jubelen en grote blijdschap over U hebben. Laat ieder die uw zorg ervaart, zeggen: ‘De HERE is groot!’18Al bezit ik niets en zit ik diep in de ellende, toch denkt de HERE aan mij. Mijn God, U bent mijn helper en bevrijder. Kom snel, mijn God.
Diese Website verwendet Cookies, um Ihnen die bestmögliche Nutzererfahrung bieten zu können.