Psalm 42 | Nueva Biblia Viva Het Boek

Psalm 42 | Nueva Biblia Viva

Al director musical. Masquil de los hijo de Coré.

1 ¡Así como el ciervo jadea anhelando el agua, te anhelo yo, Dios! 2 Tengo sed de Dios, del Dios vivo. ¿Dónde hallarlo, para ir a estar en su presencia? 3 Día y noche mi pan son mis lágrimas, y mientras tanto mis enemigos se mofan de mí. «¿Dónde está ese Dios tuyo?» dicen burlones. 4 Mi corazón se consume en la tristeza al recordar aquellos tiempos —¡cómo olvidarlos!— cuando guiaba a una gran multitud hacia el templo en días de fiesta, cantando con gozo, alabando al SEÑOR. 5 Entonces, ¿por qué desalentarse? ¿Por qué estar desanimado y triste? ¡Espera en Dios! ¡Aún lo alabaré de nuevo! ¡Él es mi Salvador y mi Dios! 6 Y sin embargo aquí estoy deprimido y sombrío; pero meditaré en tu bondad desde esta tierra por donde fluye el río Jordán y en donde se elevan el monte Hermón y el Mizar. 7 Escucho el rugir del enfurecido mar, mientras tus olas y la agitada marea me derriban. 8 Sin embargo, día tras día derrama el SEÑOR sobre mí su constante amor; y por la noche entono sus cánticos y elevo oración al Dios que me da vida. 9 «¡Oh Dios, Roca mía!», clamo, «¿por qué me has abandonado? ¿Por qué tengo que sufrir estos ataques de mis enemigos?». 10 Sus burlas me traspasan como fatal herida no se cansan de preguntarme burlándose: «¿Dónde está ese Dios tuyo?». 11 ¿Por qué voy a desarmarme y estar tan triste? Volveré y lo alabaré. ¡Es mi Dios y mi Salvador!

La Nueva Biblia Viva TM Copyright © 2006, 2008 by Biblica, Inc. Used with permission. All rights reserved worldwide. “Biblica”, “International Bible Society” and the Biblica Logo are trademarks registered in the United States Patent and Trademark Office by Biblica, Inc. Used with permission.

Het Boek
1 Een leerzaam gezang van de Korachieten voor de koordirigent. 2 Zoals een hert naar water snakt, zo verlang ik naar U, God. 3 Mijn hele innerlijk verlangt naar de levende God, wanneer zou ik voor Hem mogen verschijnen? 4 Dag en nacht huil ik, ik proef alleen maar tranen, omdat men voortdurend aan mij vraagt waar mijn God is. 5 Eens ging ik aan het hoofd van een grote menigte op weg naar het Huis van God. Het was een feestvierende menigte. Overal klonk gejuich en lofprijzing. Daar zal ik aan terugdenken en mijzelf mee opbeuren. 6 Waarom ben ik toch zo onrustig en terneergeslagen? Ik moet alles alleen van God verwachten. Ik zal Hem zeker weer lofprijzen, mijn Bevrijder en mijn God! 7 Steeds opnieuw ben ik terneergeslagen. Daarom dwing ik mijzelf aan U te denken en aan het land bij de Jordaan en het Hermongebergte. 8 Zoals het water klinkt en het bruisen van de rivieren, zo treffen mij uw beproevingen. 9 Overdag zal de goedheid en liefde van de HERE bij mij zijn en ʼs nachts zal ik tot Hem zingen, bidden tot de God van mijn leven. 10 Ik zal God, mijn rots, vragen: ‘Waarom vergeet U mij? Waarom moet ik terneergeslagen rondlopen, onderdrukt door mijn tegenstanders?’ 11 Mijn vijanden bespotten mij en brengen mij de doodsteek toe door de hele dag maar te zeggen: ‘Waar is uw God nu?’ 12 Waarom ben ik toch zo onrustig en terneergeslagen? Ik wil op God vertrouwen, eens zal ik Hem zeker weer loven, want Hij is mijn bevrijder en mijn God!