Salmo 140

Nueva Versión Internacional (Castellano)

de Biblica
1 Oh SEÑOR, líbrame de los impíos; protégeme de los violentos,2 de los que urden en su corazón planes malvados y todos los días fomentan la guerra.3 Afilan su lengua cual lengua de serpiente; ¡veneno de víbora hay en sus labios! Selah4 SEÑOR, protégeme del poder de los impíos; protégeme de los violentos, de los que piensan hacerme caer.5 Esos engreídos me han tendido una trampa; han puesto los lazos de su red, han tendido trampas a mi paso. Selah6 Yo le digo al SEÑOR: «Tú eres mi Dios. Atiende, SEÑOR, a mi voz suplicante».7 SEÑOR Soberano, mi Salvador poderoso que me protege en el día de la batalla:8 No satisfagas, SEÑOR, los caprichos de los impíos; no permitas que sus planes prosperen, para que no se enorgullezcan. Selah9 Que sobre la cabeza de mis perseguidores recaiga el mal que sus labios proclaman.10 Que lluevan brasas sobre ellos; que sean echados en el fuego, en ciénagas profundas, de donde no vuelvan a salir.11 Que no eche raíces en la tierra la gente de lengua viperina; que la calamidad persiga y destruya a la gente que practica la violencia.12 Yo sé que el SEÑOR hace justicia a los pobres y defiende el derecho de los necesitados.13 Ciertamente los justos alabarán tu nombre y los íntegros vivirán en tu presencia.

Salmo 140

Het Boek

de Biblica
1 Een psalm van David voor de koordirigent.2 HERE, bescherm mij tegen de misdadigers en houd mij uit de handen van hen die geweld liefhebben.3 Zij beramen slechte plannen en zijn voortdurend uit op oorlog.4 Hun tong is zo scherp als die van een slang en hun lippen spuwen dodelijk gif.5 HERE, bescherm mij tegen de aanvallen van de ongelovigen en houd mij uit de handen van hen die geweld liefhebben. Zij zijn van plan mij te laten struikelen.6 Hoogmoedige mensen zetten vallen voor mij, valstrikken en netten om mij te vangen.7 Maar ik zeg tegen de HERE: ‘U bent mijn God.’ HERE, luister toch naar mijn bidden en smeken.8 Almachtige HERE, U bevrijdt mij door uw kracht. U beschermt mijn leven wanneer de oorlog uitbreekt.9 HERE, voorkom dat mijn vijanden hun zin krijgen. En laat, als zij mij aanvallen, hun aanslag mislukken.10 Het kwaad van de mensen om mij heen en de slechte dingen die zij zeggen, zullen hun zelf overkomen.11 Laat het gloeiende kolen op hen regenen, laat hen in een vuurkuil vallen waar ze nooit meer uitkomen.12 De roddelaar heeft geen recht van leven in dit land en ik hoop dat het ongeluk de misdadiger inhaalt.13 Ik ben ervan overtuigd dat de HERE het opneemt voor de armen en verdedigt wie het moeilijk hebben.14 Het is duidelijk dat de oprechte mensen uw naam zullen prijzen, zij mogen in uw nabijheid leven.