1¡Ay de la tierra de zumbantes langostas[1] más allá de los ríos de Cus,2que por las aguas del río Nilo envía emisarios en barcas de papiro! Id, veloces mensajeros, a una nación de gente alta y lampiña; a un pueblo temido por doquier, a una nación agresiva y dominante, cuya tierra está surcada por ríos.3Cuando sobre las montañas se alce el estandarte y suene la trompeta, ¡fijaos, habitantes del mundo!; ¡escuchad, pobladores de la tierra!4Así me dijo el SEÑOR: «Desde mi morada miraré impasible, como los candentes rayos del sol, como las nubes de rocío en el calor de la vendimia».5Porque antes de la vendimia, cuando la flor se cae y madura la uva, se podarán los retoños y se arrancarán de raíz los sarmientos.6Todos ellos quedarán abandonados a los buitres de las montañas y a los animales salvajes; durante el verano serán el alimento de las aves de rapiña; durante el invierno, de todos los animales salvajes.7En aquel tiempo ese pueblo de alta estatura y de lampiña piel, ese pueblo temido en todas partes, esa nación agresiva y dominante, cuya tierra está surcada por ríos, le llevará ofrendas al SEÑOR Todopoderoso. Se las llevará al monte Sión, al lugar donde habita el nombre del SEÑOR Todopoderoso.
1Wee u, land aan de bovenstroom van de Nijl dat gonst van de insecten!2Land dat ambassadeurs in snelle boten langs de Nijl stuurt! Laat uw snelle gezanten naar u terugkeren. Naar een groot en soepel volk dat overal wordt gevreesd. Een veroverend en vernietigend volk, van wie het land verdeeld is door rivieren. Dit is de boodschap die u wordt gestuurd:3als de oorlogsvlag gehesen wordt op de berg, laat dan de hele wereld goed opletten! Als er op de trompet geblazen wordt, luister dan goed!4Want de HERE heeft mij het volgende verteld: ‘Vanuit mijn woonplaats kijk Ik onbewogen toe, roerloos als de verzengende hitte op het middaguur of als nevel in de hitte van de oogsttijd.5Maar voordat zij de aanval hebben ingezet en terwijl hun plannen als druiven rijpen, zal Ik u afsnijden, zoals een snoeimes wilde scheuten afsnijdt.6Hun machtige leger zal dood op het slagveld achterblijven als een prooi voor de roofvogels en de wilde dieren. De gieren zullen de hele zomer lichamen uit elkaar scheuren en de wilde dieren zullen de hele winter op botten knagen.’7Maar er zal een tijd komen waarin dat sterke en machtige land dat wijd en zijd wordt gevreesd, dat veroverende en vernietigende volk van wie het land verdeeld is door rivieren, geschenken zal brengen naar de tempel van de HERE van de hemelse legers in Jeruzalem, op de berg Sion.