de Biblica1Dice el pecador: «Ser impío lo llevo en el corazón.»[1] No hay temor de Dios delante de sus ojos.2Cree que merece alabanzas y no halla aborrecible su pecado.3Sus palabras son inicuas y engañosas; ha perdido el buen juicio y la capacidad de hacer el bien.4Aun en su lecho trama hacer el mal; se aferra a su mal camino y persiste en la maldad.5Tu amor, Señor, llega hasta los cielos; tu fidelidad alcanza las nubes.6Tu justicia es como las altas montañas;[2] tus juicios, como el gran océano. Tú, Señor, cuidas de hombres y animales;7¡cuán precioso, oh Dios, es tu gran amor! Todo ser humano halla refugio a la sombra de tus alas.8Se sacian de la abundancia de tu casa; les das a beber de tu río de deleites.9Porque en ti está la fuente de la vida, y en tu luz podemos ver la luz.10Extiende tu amor a los que te conocen, y tu justicia a los rectos de corazón.11Que no me aplaste el pie del orgulloso, ni me desarraigue la mano del impío.12Vean cómo fracasan los malvados: ¡caen a tierra, y ya no pueden levantarse!
Salmo 36
Het Boek
de Biblica1Van David, de dienaar van de HERE, voor de koordirigent.2De zonde beïnvloedt de goddelozen, ze hebben geen enkel ontzag voor God.3De goddeloze denkt heel wat van zichzelf, totdat het zover is dat zijn zonden aan het licht komen. Dan wordt hij een gehaat man.4Alles wat hij zegt, is slecht en bedrieglijk. Verstandig en goed handelen is er niet bij.5Zelfs in bed bedenkt hij nog allerlei kwaad, hij bevindt zich op de verkeerde weg en stelt zich open voor alles wat slecht is.6HERE, uw goedheid en liefde zijn zo groot, uw trouw is oneindig, niet te meten.7Uw rechtsgevoel is als de bergen die U Zelf hebt gemaakt. Uw oordeel is als een grote overstroming. U bevrijdt mensen zowel als dieren, HERE.8Wat is het geweldig om uw goedheid en liefde te mogen ervaren, HERE! Daarom komen talloze mensen bij U schuilen.9Zij genieten van al het goede dat U hun biedt en U overspoelt hen met uw zegeningen.10Want U bent de bron van al het leven: als wij in uw licht staan, zien wij de dingen duidelijk.11Laten uw volgelingen voortdurend uw goedheid en liefde mogen ervaren en laten de eerlijke mensen mogen delen in uw rechtsgevoel.12Zorg toch dat de hoogmoedige geen vat op mij krijgt en de goddeloze mij niet opjaagt.13De mensen die slechte dingen doen, zijn gevallen, zij zijn neergeslagen en kunnen nooit meer opstaan!