de Biblica1Bendeciré al Señor en todo tiempo; mis labios siempre lo alabarán.2Mi alma se gloría en el Señor; lo oirán los humildes y se alegrarán.3Engrandezcan al Señor conmigo; exaltemos a una su nombre.4Busqué al Señor, y él me respondió; me libró de todos mis temores.5Radiantes están los que a él acuden; jamás su rostro se cubre de vergüenza.6Este pobre clamó, y el Señor le oyó y lo libró de todas sus angustias.7El ángel del Señor acampa en torno a los que le temen; a su lado está para librarlos.8Prueben y vean que el Señor es bueno; dichosos los que en él se refugian.9Teman al Señor, ustedes sus santos, pues nada les falta a los que le temen.10Los leoncillos se debilitan y tienen hambre, pero a los que buscan al Señor nada les falta.11Vengan, hijos míos, y escúchenme, que voy a enseñarles el temor del Señor.12El que quiera amar la vida y gozar de días felices,13que refrene su lengua de hablar el mal y sus labios de proferir engaños;14que se aparte del mal y haga el bien; que busque la paz y la siga.15Los ojos del Señor están sobre los justos, y sus oídos, atentos a sus oraciones;16el rostro del Señor está contra los que hacen el mal, para borrar de la tierra su memoria.17Los justos claman, y el Señor los oye; los libra de todas sus angustias.18El Señor está cerca de los quebrantados de corazón, y salva a los de espíritu abatido.19Muchas son las angustias del justo, pero el Señor lo librará de todas ellas;20le protegerá todos los huesos, y ni uno solo le quebrarán.21La maldad destruye a los malvados; serán condenados los enemigos de los justos.22El Señor libra a sus siervos; no serán condenados los que en él confían.
Salmo 34
Het Boek
de Biblica1Een lied van David, gemaakt nadat hij zich bij Abimelech gedroeg als een krankzinnige, waardoor deze hem wegstuurde en hij ontkwam.2Ik wil de HERE voortdurend prijzen, mijn mond moet steeds overlopen van zijn eer.3Mijn hele wezen beroemt zich op Hem, laten allen die bij Hem horen, zich met mij verheugen.4Laten wij samen de HERE grootmaken en zijn naam eren en prijzen.5Toen ik de HERE zocht, heeft Hij mij geantwoord. Hij heeft mij uit mijn vreselijke kwelling gered.6Wie naar Hem opziet, straalt van vreugde en kan Hem met blijdschap aanzien.7Ik was er zo ellendig aan toe, maar toen ik naar de HERE riep, heeft Hij naar mij geluisterd. Hij verloste mij uit alle ellende.8De Engel van de HERE staat hen die ontzag voor Hem hebben, altijd bij en verlost hen.9Probeer het maar, dan zult u ontdekken hoe goed de HERE is. Gelukkig is degene die bij Hem bescherming zoekt.10Heb diep ontzag voor de HERE, alle gelovigen! Want wie Hem dienen, zullen nooit gebrek lijden.11Zelfs sterke jonge leeuwen komen weleens om van de honger, maar wie de HERE zoekt, komt niets tekort.12Kom maar, kinderen, en luister goed naar mij: ik zal u leren wat het betekent ontzag te hebben voor de HERE.13Wie van u houdt van het leven en wil graag gelukkig zijn?14Houd dan uw tong in bedwang en laat geen leugen over uw lippen komen.15Keer het kwaad de rug toe en doe wat goed is. Probeer in vrede te leven, streef daarnaar met heel uw hart.16De HERE laat voortdurend zijn oog rusten op zijn volgelingen, zijn oren horen elk hulpgeroep.17Maar de HERE keert Zich tegen hen die zondigen, van hen wil Hij niets meer weten.18Wanneer zijn kinderen roepen, luistert de HERE, Hij bevrijdt hen uit elke moeilijke situatie.19De HERE is heel dicht bij mensen met groot verdriet, Hij helpt hen die terneergeslagen zijn.20Vele zorgen en problemen kunnen de gelovige treffen, maar de HERE zal altijd voor uitredding zorgen.21Hij beschermt zijn gebeente, er zal geen bot worden gebroken.22De ongelovige zal sterven door het onheil en wie Gods kinderen haten, zullen daarvoor boeten.23De HERE bevrijdt zijn volgelingen en iemand die bij Hem bescherming zoekt, zal niet worden gestraft.