1Así dice el Señor: «Observen el derecho y practiquen la justicia, porque mi salvación está por llegar; mi justicia va a manifestarse.2Dichoso el que así actúa, y se mantiene firme en sus convicciones; el que observa el sábado sin profanarlo, y se cuida de hacer lo malo.»3El extranjero que por su propia voluntad se ha unido al Señor, no debe decir: «El Señor me excluirá de su pueblo.» Tampoco debe decir el eunuco: «No soy más que un árbol seco.»4Porque así dice el Señor: «A los eunucos que observen mis sábados, que elijan lo que me agrada, y sean fieles a mi pacto,5les concederé ver grabado su nombre dentro de mi templo y de mi ciudad; ¡eso les será mejor que tener hijos e hijas! También les daré un nombre eterno que jamás será borrado.6Y a los extranjeros que se han unido al Señor para servirle, para amar el nombre del Señor, y adorarlo, a todos los que observan el sábado sin profanarlo y se mantienen firmes en mi pacto,7los llevaré a mi monte santo; ¡los llenaré de alegría en mi casa de oración! Aceptaré los holocaustos y sacrificios que ofrezcan sobre mi altar, porque mi casa será llamada casa de oración para todos los pueblos.»8Así dice el Señor omnipotente, el que reúne a los desterrados de Israel: «Reuniré a mi pueblo con otros pueblos, además de los que ya he reunido.»
La acusación de Dios contra los malvados
9Animales del campo y fieras del bosque, ¡vengan todos y devoren!10Ciegos están todos los guardianes de Israel; ninguno de ellos sabe nada. Todos ellos son perros mudos, que no pueden ladrar. Se acuestan y desvarían; les encanta dormitar.11Son perros de voraz apetito; nunca parecen saciarse. Son pastores sin discernimiento; cada uno anda por su propio camino. Todos, sin excepción, procuran su propia ganancia.12«¡Vengan, busquemos vino! ¡emborrachémonos con licor! —gritan a una voz—. ¡Y mañana haremos lo mismo que hoy, pero mucho mejor!»
1‘Wees rechtvaardig en eerlijk tegen iedereen, zegt de HERE God. Doe wat rechtvaardig en goed is, want Ik kom binnenkort om u te redden en mijn rechtvaardigheid te tonen.2Gezegend is wie de sabbat in ere houdt, gezegend is wie zichzelf weerhoudt van slechte daden.3Als iemand van een ander volk zich bij de HERE aansluit, laat hij dan niet zeggen: “De HERE zal mij achterstellen bij zijn eigen volk.” Zelfs als hij een eunuch is, moet hij niet denken minderwaardig te zijn.4Want dit zeg Ik over de eunuch die de sabbat in ere houdt, zich gedraagt zoals Ik dat wens en weet dat hij deel uitmaakt van mijn verbond:5Ik zal hem in mijn huis, binnen mijn muren een naam geven die uitgaat boven de eer die hij zou ontvangen als hij zonen en dochters had. Want de naam die Ik hem zal geven, is een eeuwige, hij zal nooit verdwijnen.6Ja, allen die zich bij het volk van God voegen hoewel zij behoren tot een ander volk, Hem dienen en zijn naam liefhebben, zijn dienaars zijn en de sabbat niet ontheiligen en die zijn verbond en beloften hebben aanvaard,7zal Ik ook naar mijn heilige berg brengen. Ik zal hen vol vreugde maken in mijn huis van gebed. Ik zal hun offers en geschenken aannemen, want mijn tempel zal “Huis van gebed voor iedereen” worden genoemd!8Want de HERE God, die de uitgestotenen van Israël terugbrengt, zegt: naast mijn volk Israël zal Ik daar ook anderen brengen.’
Slechte leiders
9‘Kom, wilde dieren van het land, kom eten, dieren van de bossen, verscheur mijn volk.10Want de wachters van mijn volk zijn allemaal blind voor het gevaar. Het zijn leeghoofden die geen alarm slaan als het gevaar komt. Zij houden van zomaar wat liggen, van slapen en mooie dromen.11Zij zijn net zo gulzig als honden, nooit hebben zij genoeg, het zijn domme herders die alleen op hun eigen welzijn letten en elke kans benutten om er zelf beter van te worden.12“Vooruit,” zeggen zij, “laten wij wat wijn halen en een feest houden, laten we ons eens lekker bedrinken. Dit is pas leven, zo mag het wel altijd blijven. En morgen wordt het nog mooier!” ’