1Oh SEÑOR, por siempre cantaré la grandeza de tu amor; por todas las generaciones proclamará mi boca tu fidelidad.2Tu gran amor dura para siempre; tu fidelidad dura tanto como los cielos.3El SEÑOR Dios dice: «He hecho un pacto con mi escogido; le he jurado a David mi siervo:4“Estableceré tu dinastía para siempre, y afirmaré tu trono por todas las generaciones”».5Todo el cielo alabará tus milagros, SEÑOR; millares de ángeles te alabarán por tu fidelidad.6Porque ¿quién en todo el cielo puede compararse con el SEÑOR? ¿Qué ángel por más poderoso que sea, puede siquiera parecerse al SEÑOR?7Los poderes angelicales más altos se quedan temerosos ante Dios; él es más asombroso que ninguno de los que rodea su trono.8Oh SEÑOR, Dios Todopoderoso, ¿dónde hay otro tan poderoso como tú? La fidelidad es una de tus cualidades.9Tú mandas a los océanos cuando sus olas se elevan en furiosa tempestad; tú las calmas.10Tú eres el que aplasta al gran monstruo marino; dispersas a tus enemigos con tu brazo poderoso.11Tuyos son los cielos y la tierra; todo en el mundo es tuyo. Tú lo creaste todo.12Tú creaste el norte y el sur. Los montes Tabor y Hermón cantan alegres a tu nombre.13Poderoso es tu brazo. Fuerte es tu mano. Tu mano derecha se eleva con gloriosa fortaleza.14Dos fuertes columnas sostienen tu trono: una es la justicia y la otra la rectitud. La verdad y tu amor están ante ti como tus servidores.15Dichosos aquellos que escuchan el alegre llamado a la adoración; porque ellos caminarán en la luz de tu presencia, SEÑOR.16Todo el día se alegran en tu maravillosa fama y en tu justicia son enaltecidos.17Tú eres su fuerza gloriosa. ¡Nuestro poder se funda en tu favor!18Sí, nuestra protección viene del SEÑOR, y él, el Santo de Israel, es nuestro rey.19Una vez en una visión hablaste a tu profeta y dijiste: «Le he dado mi ayuda a un joven valiente; lo he elegido de entre el pueblo para que sea rey.20¡Es mi siervo David! Lo he ungido con mi aceite sagrado.21Le daré firmeza y lo haré fuerte.22No lo superará el enemigo ni lo vencerán los malos.23Aplastaré delante de él, a los que están en su contra; destruiré a quienes lo odian.24Mi fidelidad y mi gran amor lo acompañarán, y por mí su poder se levantará.25Gobernará desde el río Éufrates hasta el mar Mediterráneo.26Y él me dirá: Tú eres mi Padre, mi Dios y la roca de mi salvación.27»Yo lo trataré como a primogénito mío y lo haré el más grande rey de toda la tierra.28Lo amaré para siempre, y para siempre seré bondadoso con él; mi pacto con él no terminará jamás.29Siempre tendrá un heredero. Su trono será tan eterno como los días del cielo.30Si sus hijos se desvían de mis leyes y no viven de acuerdo a ellas;31si ellos no obedecen mis órdenes y no cumplen mis mandamientos;32entonces castigaré con vara su pecado y con azotes su desobediencia.33Pero nunca lo dejaré de amar ni mis promesas le faltarán.34No, no romperé mi pacto; no me arrepentiré de ninguna de las palabras que dije.35Porque a David le juré, y yo que soy santo, no puedo mentir,36que su descendencia continuará para siempre y que su trono es tan seguro como lo es el sol.37Será tan eterno como la luna, fiel testigo mío en el cielo».38Pero tú lo has rechazado. ¿Por qué enojarse tanto con aquel que elegiste por rey?39Has renunciado a tu pacto con él. Porque tú has echado su corona en el polvo.40Has quebrantado los muros que lo protegían y has convertido en ruinas todas las fortalezas que lo defendían.41Todos los que pasan le roban, mientras sus vecinos se burlan.42Has fortalecido a sus enemigos contra él y los has llenado de alegría.43Has hecho que su espada no sirva para nada y te has negado a darle ayuda en la batalla.44Has puesto fin a su esplendor y has derribado su trono.45Lo has hecho que se haga viejo antes de tiempo y lo has avergonzado frente a todos.46Oh SEÑOR, ¿hasta cuándo seguirá esto? ¿Te ocultarás de mí para siempre? ¿Hasta cuándo arderá como fuego tu ira?47¡Acuérdate de lo corta que es mi vida! Es una vida vacía e inútil la de los mortales.48Ningún ser humano puede vivir eternamente. Todos morirán. ¿Quién puede librar su vida del poder del sepulcro?49SEÑOR, ¿dónde está el amor que me tenías?; ¿dónde la bondad que prometiste a David con fiel juramento?50SEÑOR, mira cómo todos desprecian a tus siervos; como llevo en mi corazón los insultos de muchos pueblos.51Tus enemigos se burlan de mí, oh SEÑOR, del que tú ungiste como rey de ellos.52¡Bendito sea el SEÑOR por siempre! ¡Amén y amén!
Salmo 89
Het Boek
de Biblica1Een leerzaam gedicht van de Ezrachiet Etan.2Ik wil alleen nog maar zingen van de goedheid en genade van de HERE, van alles wat Hij voor mij heeft gedaan. Van generatie op generatie zal ik getuigen van uw trouw.3Ik zeg dan: ‘Uw goedheid en liefde gelden eeuwig, tot in de hemel blijkt hoe trouw U bent.’4De HERE zegt: ‘Ik heb een verbond gesloten met de man die Ik heb uitgekozen, dat heb Ik gezworen aan mijn dienaar David.5Ik zei tegen hem: “Ik zal uw nageslacht blijven zegenen, van generatie op generatie zullen uw kinderen op de troon blijven.” ’6HERE, daarom wordt uw grote macht tot in de hemel geprezen. Alle gelovigen loven U om uw trouw.7Kan in de hemel iemand zich meten met de HERE? Is er op aarde een god als onze HERE?8God dwingt ontzag en respect af van de heilige engelen die Hem omringen.9HERE, God van de hemelse legers, wie is zo groot en machtig als U? Uw trouw omgeeft U.10U beheerst de woede van de zee, als de golven hoog oprijzen, brengt U ze tot rust.11U hebt Egypte vernietigd en al uw vijanden door uw kracht verspreid.12De hemel is van U en ook de aarde behoort U toe. U hebt de wereld en alles wat erop leeft, geschapen.13Van noord tot zuid hebt U alles gemaakt. De bergen juichen U toe.14Uw arm is machtig en uw hand is sterk. Uw rechterhand is de hoogste op aarde.15Alles wat U doet, is recht en rechtvaardig. Goedheid, liefde en trouw zijn alleen op U van toepassing.16Gelukkig is het volk dat U eert, HERE, zij gaan hun weg met U, in uw licht.17De hele dag prijzen zij uw naam en dankzij uw rechtvaardigheid staan zij sterk.18Want U bent het kenmerk van hun kracht, door uw liefde en goedkeuring ontvangen wij een hoge positie.19De HERE beschermt ons en de Heilige God van Israël is onze Koning.20In het verleden hebt U tegen uw volgelingen gezegd: ‘Ik heb mijn hulp toegezegd aan een dapper man, één man uit uw volk koos Ik speciaal uit.21Ik vond mijn dienaar David en heb hem met gewijde olie gezalfd.22Mijn hand zal hem ondersteunen en mijn arm zal hem sterk maken.23De vijand zal hem niet in zijn macht krijgen en geen misdadiger zal hem kwaad kunnen doen.24Integendeel, Ik zal zijn tegenstanders voor hem vernietigen. Wie hem haten, zullen Mij tegenkomen.25Maar al mijn trouw en liefde zijn voor hem. Dankzij Mij bekleedt hij een hoge positie.26Ik geef hem zelfs gezag over zeeën en rivieren.27Hij zal Mij zijn Vader noemen. Ik zal zijn God zijn en de rots waar hij zijn redding vindt.28Ik zal hem behandelen als een oudste zoon, als een van de hoogste koningen op aarde.29Mijn goedheid en liefde zijn blijvend voor hem, mijn verbond met hem kan niet meer worden verbroken.30Zijn nageslacht zal altijd blijven bestaan en zijn troon is onaantastbaar.31Als zijn zonen mijn wetten negeren en niet meer leven volgens mijn leefregels,32als zij mijn voorschriften ontwijden en mijn geboden niet meer houden,33zal Ik hen straffen en allerlei plagen sturen.34Maar mijn goedheid en liefde voor hem blijven onveranderd, Ik blijf hem trouw.35En ook mijn verbond met hem blijf Ik trouw, dat is Mij heilig. Wat Ik heb beloofd, zal Ik doen.36Ik heb het immers eens bij Mij Zelf gezworen! Ik kan David niet in de steek laten.37Zijn nageslacht zal altijd voortleven en zijn troon is onwankelbaar, net als de zon.38Net als de maan zal hij er altijd zijn, want Hij die vanuit de hemel getuigt, is trouw.’39Maar toch hebt U uw uitverkorene van U weggedaan en hem verworpen. U bent boos op hem geworden.40U hebt uw verbond met uw dienaar vernietigd en hem de kroon van het hoofd gestoten.41Zijn muren hebt U afgebroken en zijn sterke burchten tot puin gemaakt.42Mensen die langskwamen hebben zijn bezittingen geplunderd. Zijn buren dreven de spot met hem.43Zijn tegenstanders bleken sterker en zijn vijanden overwonnen hem.44Ook zijn zwaard gaf hem geen overwinning en hij moest zich in de oorlogen gewonnen geven.45Er was geen eer meer voor hem over en zijn troon hebt U omvergeworpen.46Hij werd vroeg oud en werd met schande overladen.47Moet dit nog lang duren, HERE? Blijft U Zich voor mij verbergen? Blijft uw toorn branden als het heetste vuur?48Denk er alstublieft aan dat ik maar een vergankelijk mens ben. U hebt de mensen Zelf geschapen, dus U weet hoe kort zij leven.49Er is immers geen mens die niet zal sterven? Niemand kan toch ontkomen aan het dodenrijk?50Waar zijn nu de blijken van uw genade, Here? U hebt die eens aan ons toegezegd, zelfs met een eed aan David gezworen.51Kijk toch, Here, hoe uw dienaren worden bespot en hoe alle volken ons uitlachen.52Hoe ook uw tegenstanders de spot met ons drijven, HERE. Zij drijven de spot met hem die door U tot koning is gezalfd!53Alle lof en eer is voor de HERE, tot in eeuwigheid. Laat ieder die dit hoort daarmee instemmen. Amen.