de Biblica1El hombre que rechaza la corrección será destruido de repente y sin remedio.2Cuando los justos tienen el poder, el pueblo se alegra; pero cuando los malvados tienen el poder, el pueblo sufre.3El hijo que ama la sabiduría hace dichoso a su padre, pero el que anda con prostitutas derrocha su riqueza.4Un rey justo da estabilidad a su nación, pero el que exige tributos, la destruye.5El que alaba a su prójimo le está poniendo una trampa.6El malvado está atrapado en sus propios pecados, pero el justo está cantando de gozo.7El justo conoce los derechos del pobre; al malvado no le importa conocerlos.8Los alborotadores agitan toda la ciudad mientras que los sabios calman la ira.9Cuando el sabio entabla pleito contra un necio, aunque se enoje o se ría, nada arreglará.10Los asesinos detestan a los honestos, y quieren matar al justo.11El necio deja escapar todo su enojo, el sabio lo controla.12Si el gobernante presta atención a las mentiras todos sus oficiales se corrompen.13El opresor y el pobre tienen algo en común, que el SEÑOR les ha dado a los dos la vista.14El rey que gobierna a los pobres con justicia está asegurando su trono.15La vara de la disciplina hace al hijo entendido, pero el hijo consentido es una vergüenza para su madre.16Cuando el malvado tiene el poder, el pecado aumenta, pero los justos vivirán para ver su caída.17Disciplina a tu hijo y te dará paz y traerá tranquilidad a tu alma.18Cuando no hay dirección del SEÑOR, el pueblo se extravía; ¡dichosos los que cumplen la ley!19No bastan las palabras para corregir al siervo, aunque entiende no obedece.20Hay más esperanza para el necio que para el que habla sin pensar.21El siervo consentido desde su niñez, al final traerá tristeza.22El hombre que se violenta fácilmente provoca pleitos y comete toda clase de pecados.23El orgulloso será humillado, pero el humilde será honrado.24El cómplice del ladrón se daña a sí mismo, pues aunque está bajo juramento no confiesa.25El temor al hombre es una trampa peligrosa, pero la confianza en el SEÑOR trae seguridad.26Muchos buscan el favor del gobernante, pero la justicia viene del SEÑOR.27Los justos detestan a los malvados, y los malvados detestan a los justos.
Proverbios 29
Het Boek
de Biblica1Een man die ondanks veelvuldige waarschuwingen weigert zijn leven te beteren, komt onverwacht ten val.2Wanneer de rechtvaardigen aan de macht komen, voelt het volk zich tevreden, maar onder het bewind van een goddeloze wordt het volk verdrukt.3Een vader is blij met een verstandige zoon, maar een hoerenloper jaagt zijn geld erdoor.4Een koning houdt zijn land gezond door rechtvaardig te regeren, maar een corrupte koning leidt zijn land naar de ondergang.5Iemand die zijn naaste stroop om de mond smeert, misleidt hem.6Een boosdoener zit gevangen in zijn eigen kwaad, maar de rechtvaardige leeft blij en zingt van vreugde.7Een rechtvaardige rechter spant zich in voor de armen, de goddeloze beseft echter niet dat hij de arme moet helpen.8Spotters zijn een schandvlek en een gevaar voor een stad, wijze mensen weten Gods toorn echter af te wenden.9Het is zinloos als een verstandig mens een dwaas voor de rechter sleept. Of hij nu vriendelijk is of kwaad, de dwaas is toch niet tot rede te brengen.10Bloeddorstige lieden hebben een hekel aan eerlijke mensen, maar oprechten trachten hun leven te redden.11Een dwaas schreeuwt van woede, een verstandig mens beheerst zich en komt tot rust.12Een leider die naar leugens luistert, heeft goddeloze dienaars.13De overeenkomst tussen een arm mens en een machthebber is dat beiden van God het licht in de ogen hebben gekregen.14Een koning die de rechten van de arme serieus neemt, is zeker van zijn macht.15Straf en berisping leiden tot wijsheid, maar een kind dat aan zichzelf wordt overgelaten, wordt een schande voor zijn ouders.16Groeit het aantal goddelozen, dan neemt ook de zonde toe, maar de rechtvaardigen zullen hen overleven.17Als u uw zoon bestraft, komt hij goed terecht, hij zal u reden tot blijdschap geven.18Als het volk Gods boodschap niet meer hoort, raakt het uit de koers. Gelukkig is hij die naar Gods wet leeft.19Een knecht luistert nauwelijks naar berisping. Hij hoort u wel, maar trekt zich er niets van aan.20Kent u iemand die onbezonnen spreekt? Zoʼn man is nog dommer dan een dwaas.21Als u te goed bent voor een knecht, denkt hij ten slotte dat hij dezelfde rechten heeft als uw zoon.22Iemand die snel kwaad wordt, lokt ruzie uit en een opvliegend mens zondigt maar al te gemakkelijk.23Hoogmoed komt voor de val, maar een nederig mens wordt gewaardeerd.24Wie met een dief de buit deelt, schaadt zichzelf. Hetzelfde geldt voor iemand die een vloek hoort en daar niets van zegt.25Angst voor mensen is een valstrik, maar wie op God vertrouwt, is onaantastbaar.26Veel mensen verwachten hun heil van hooggeplaatsten, maar de HERE heeft het laatste woord.27Een oprecht mens verafschuwt een boosdoener, op zijn beurt heeft de boosdoener een afkeer van mensen die eerlijk leven.