de Biblica1Es mejor comer un pan duro en paz que tener banquete con pleitos.2El siervo sabio gobernará al hijo sinvergüenza y compartirá la herencia con los otros hermanos.3La plata y el oro se prueban con el fuego, pero al corazón lo prueba el SEÑOR.4El malvado escucha los labios malvados, el mentiroso hace caso a la lengua maliciosa.5El que se burla del pobre ofende a su Creador; el que se alegra de su desgracia será castigado.6Los nietos son la corona del anciano; los padres el orgullo de sus hijos.7No es de esperarse que el rebelde diga la verdad ni que los reyes digan mentiras.8El soborno parece funcionar como vara mágica para el que lo ofrece, pues todo lo que emprende lo consigue.9El que perdona la ofensa conserva el amor; el que insiste en ella, separa a los mejores amigos.10Es más efectivo un solo regaño al hombre entendido, que cien azotes en la espalda del necio.11El rebelde sólo busca pelea, pero contra él enviarán un cruel mensajero.12Es mejor toparse con un oso enfurecido, que con un necio atrapado en su necedad.13Si pagas mal por bien, el mal nunca se apartará de tu casa.14Empezar una pelea es como abrir las compuertas de un río; así que mejor no la empieces.15El SEÑOR aborrece que se perdone al culpable y se condene al inocente.16¿De qué le sirve al necio tener dinero? ¿Podría comprar con eso sabiduría, si no tiene entendimiento?17El verdadero amigo siempre ama, y en tiempos de necesidad es como un hermano.18El que es imprudente se compromete y se hace responsable por otro.19Al que le gusta pecar, le gusta pelear; el que abre mucho la boca, busca que se la rompan.20El hombre de corazón perverso jamás prospera; el de lengua mentirosa caerá en desgracia.21Es doloroso ser el padre de un necio; no hay alegría en ser el padre de un tonto.22El corazón alegre es una buena medicina, pero el ánimo triste debilita el cuerpo.23El malvado acepta soborno en secreto para torcer la justicia.24La meta del prudente es la sabiduría; el necio divaga contemplando vanos horizontes.25El hijo necio causa dolor a su padre y amargura a su madre.26No está bien multar al inocente, ni castigar al honorable por su rectitud.27El sabio habla poco y el inteligente se sabe controlar.28Hasta un necio pasa por sabio si guarda silencio; se le considera prudente si cierra la boca.
Proverbios 17
Het Boek
de Biblica1Een stuk droog brood, in alle rust gegeten, is beter dan een overvloedige maaltijd waar ruzie heerst.2Een verstandige knecht heeft zeggenschap over een onverstandige zoon en wordt beloond met een deel van de erfenis.3Zilver wordt gezuiverd in een smeltkroes, goud in een smeltoven, maar alleen de HERE weet wat in een mensenhart leeft.4Een boosdoener luistert naar kwade plannen en een leugenaar naar leugens.5Wie een arme in het nauw drijft of bespot, kwetst op die manier diens Schepper, leedvermaak blijft niet ongestraft.6Het sieraad van oude mensen zijn hun kleinkinderen en het sieraad van de kinderen zijn hun ouders.7Zoals goede woorden niet passen bij een dwaas, past ook de leugen niet bij een prins.8Een geschenk is prettig voor degene die het krijgt, maar ook de gever heeft er voordeel van.9Wie fouten vergeeft, maakt vrienden. Maar wie oude koeien uit de sloot haalt, raakt zelfs zijn beste vriend kwijt.10Het levert meer op een verstandige te berispen dan een dwaas honderdmaal te slaan.11Een onhandelbaar mens koestert kwade plannen, daarom stort God hem in het verderf.12Je kunt beter een berin tegenkomen die haar jong kwijt is, dan een dwaas die zijn woede de vrije loop laat.13Wie goed met kwaad vergeldt, brengt straf over zichzelf en zijn familie.14Het begin van een ruzie is als een dijk die doorbreekt, bemoei u er dus niet mee, voordat u en anderen erin worden gemengd.15De HERE verafschuwt wie de goddeloze rechtvaardigt en ook wie de rechtvaardige schuldig verklaart.16De dwaas heeft weliswaar geld genoeg om wijsheid te kunnen kopen, maar hij heeft er niets aan. Het ontbreekt hem gewoon aan verstand.17Een echte vriend blijft altijd een vriend en in de tegenspoed blijkt de ware vriendschap.18Alleen een onverstandige stelt zich met een handslag borg voor zijn naaste.19Wie van ruzie en onenigheid houdt, geeft blijk van liefde voor de zonde. Wie boven zijn stand leeft, staat een diepe val te wachten.20Wie onbetrouwbaar is, kan niet gelukkig worden. Wie zondigt door wat hij zegt, stort zich in het ongeluk.21Wie een zot verwekt, zal dat berouwen en er is weinig vreugde weggelegd voor de vader van een dwaas.22Een blij hart doet het lichaam goed, maar een ontmoedigde geest maakt ziek.23De goddeloze laat zich omkopen om het recht geweld aan te doen.24Een verstandig mens is aan zijn gezicht te herkennen, maar de ogen van een dwaas dwalen alle kanten op.25Een onverstandige zoon doet zijn vader verdriet, hij is een bitter verdriet voor haar die hem ter wereld bracht.26Het is al niet in de haak een rechtvaardige te beboeten, laat staan een prins te laten slaan.27Iemand die zijn verstand goed gebruikt, houdt zijn tong in bedwang, hij is bedachtzaam en scherpzinnig.28Want een dwaas die zijn mond houdt, wordt voor wijs gehouden. Zolang hij zijn mond houdt, denkt men dat hij verstandig is.