1La tribu de Efraín se movilizó en Zafón y envió este mensaje a Jefté: ―¿Por qué no nos llamaste para que te ayudáramos en la lucha contra Amón? Vamos a quemar la casa contigo dentro.2―Yo los llamé, pero ustedes se negaron a venir —replicó Jefté—. Se negaron a ayudarnos en el tiempo de necesidad.3Yo arriesgué mi vida y salí a la batalla y el SEÑOR me ayudó a vencer al enemigo. ¿Es esta una razón para que ustedes luchen contra nosotros?4Jefté, furioso por el insulto de Efraín de que los hombres de Galaad eran meros bandidos y lo peor de la tierra, movilizó sus hombres y atacó a Efraín.5Tomó los vados del Jordán y cada vez que un fugitivo de Efraín trataba de cruzar el río los de Galaad le preguntaban: ―¿Eres miembro de la tribu de Efraín? Si respondía que no,6le decían: «Di: “Shibolet”». Si no podía pronunciar la«sh» y decía«Sibolet» en vez de«Shibolet», le echaban mano y lo degollaban. Así murieron cuarenta y dos mil hombres de Efraín.7Jefté fue juez de Israel durante seis años. Cuando murió fue sepultado en una de las ciudades de Galaad.
Ibsán, Elón y Abdón
8El juez que le sucedió fue Ibsán, que vivió en Belén.9-10Tenía treinta hijos y treinta hijas. Casó a sus hijas con hombres de fuera de su familia y trajo treinta mujeres que se casaran con sus hijos. Juzgó a Israel siete años antes de morir, y fue sepultado en Belén.11-12El juez siguiente fue Elón de Zabulón. Juzgó a Israel durante diez años y fue sepultado en Ayalón, tierra de Zabulón.13Luego vino Abdón, hijo de Hilel de Piratón.14Tuvo cuarenta hijos y treinta nietos que cabalgaban en setenta burros. Fue juez de Israel durante ocho años.15Luego murió y fue sepultado en Piratón, en Efraín, en la región montañosa de los amalecitas.
1Toen werden de Efraïmieten onder de wapenen geroepen. Ze trokken naar Safon en stuurden Jefta de volgende boodschap: ‘Waarom hebt u ons niet geroepen toen u de Ammonieten aanviel? Uit wraak zullen wij uw huis, terwijl u daar zelf bent, platbranden!’2‘Ik heb u wel laten roepen, maar u weigerde te komen,’ antwoordde Jefta. ‘U kwam niet opdagen toen wij dit ernstige conflict met de Ammonieten hadden.3Daarom heb ik mijn leven op het spel gezet en ben zonder u ten strijde getrokken. Maar de HERE heeft mij geholpen de vijand te verslaan. Waarom zou u ons dan nu aanvallen?’4Toen Efraïm de mannen van Gilead uitschold voor weggelopen Efraïmieten (Gilead ligt namelijk tussen Efraïm en Manasse), kwam Jefta in actie. Hij riep alle mannen van Gilead op voor de strijd en viel het leger van Efraïm aan. Efraïm werd verslagen.5Jefta bezette alle doorwaadbare plaatsen van de Jordaan op de weg naar Efraïm en telkens wanneer een vluchteling van Efraïm de rivier wilde oversteken, hielden de soldaten van Gilead hem aan. ‘Hoort u bij de stam van Efraïm?’ vroegen zij dan. Als de man met ‘nee’ antwoordde, zeiden ze:6‘Zeg eens “sjibbolet.” ’ Maar als hij de ‘sj’ niet kon uitspreken en ‘sibbolet’ zei, werd hij gedood. Op die manier stierven tweeënveertigduizend mannen van de stam Efraïm.7De Gileadiet Jefta leidde Israël zes jaar. Hij werd begraven in een van de steden van Gilead.8-10De volgende richter heette Ibsan. Deze man, die in Bet-Lechem woonde, had dertig zonen en dertig dochters. Hij huwelijkte zijn dochters uit aan mannen buiten zijn familie en haalde elders dertig meisjes om met zijn zonen te laten trouwen. Nadat hij Israël zeven jaar had geleid, stierf hij en werd in Bet-Lechem begraven.11-12Na hem werd Elon uit het gebied Zebulon richter. Hij was tien jaar leider van Israël en werd begraven in Ajjalon in Zebulon.13Vervolgens werd Abdon, de zoon van Hillel, uit Piraton richter.14Hij had veertig zonen en dertig kleinzonen, die allemaal op een eigen ezelshengst reden. Acht jaar leidde hij Israël.15Nadat Abdon was overleden, werd hij begraven in Piraton, in het gebied Efraïm, in de bergen van de Amalekieten.