1¡Escuchen ahora! No es que el SEÑOR se haya debilitado tanto que no pueda salvarlos, ni se ha vuelto sordo que no pueda escucharlos cuando claman.2El problema está en que sus pecados los han separado de Dios. Por causa del pecado él ha escondido su rostro de ustedes y ya no quiere escucharlos.3Porque las manos de ustedes están llenas de sangre por los crímenes que han cometido, y sobre todo eso, mienten y murmuran, y se oponen al bien.4Nadie se preocupa por ser justo y fiel. Sus litigios se fundan en mentiras; pasan el tiempo planeando males y ejecutándolos.5Dedican su tiempo y energía a trazar planes perversos cuyo fin es sangriento.6Engañan y estafan a todos. Cuanto hacen es pecaminoso; la violencia es su marca distintiva.7Sus pies corren hacia el mal y se apresuran a cometer homicidio; sólo piensan en pecar y a dondequiera que van dejan un rastro de dolor y de muerte.8Ignoran qué es la paz, o qué significa ser justo y bueno; continuamente hacen el mal, y quienes van en pos de ustedes tampoco gozan de paz.9Es por todo ese mal que no cuentan con las bendiciones de Dios; por eso es que él no castiga a quienes les hacen mal a ustedes. Con razón caminan en tinieblas y no en luz;10con razón andan a tientas como ciegos y tropiezan aun en pleno día. Aun cuando el sol brilla en su esplendor, para ustedes es como si fuera noche oscura. Se mantienen con vida, pero carentes de vigor.11Dan rugidos como osos hambrientos; se quejan con gemidos lastimeros como palomas. Buscan a Dios para que los proteja, pero él se abstiene, él les ha vuelto la espalda,12porque sus pecados siguen amontonándose en presencia del justo Dios, y dan testimonio en contra suya. Ustedes mismos dicen: Sí, sabemos lo pecadores que somos,13conocemos nuestra desobediencia, hemos negado al SEÑOR Dios nuestro. Sabemos lo rebeldes e injustos que somos, pues minuciosamente tramamos nuestras mentiras.14Nuestros tribunales se oponen a la justicia y se desconoce en ellos la imparcialidad. La verdad cae muerta en las calles y la justicia no tiene lugar en sus vidas.15¡Sí, desapareció la verdad y a todo el que se aparta del mal, lo despojan de todo! El SEÑOR contempló todo este mal y le desagradó ver que no se tomaban medidas contra el pecado.16Se asombró de que nadie interviniera y decidió salvarlos con su poder y su justicia.17Se vistió colocándose la justicia como armadura y puso en su cabeza la salvación como un yelmo. Se puso vestiduras de venganza y de santa furia.18Pagará a sus enemigos por sus maldades, con furia para sus enemigos de tierras lejanas.19Entonces, las naciones temblarán de miedo ante el SEÑOR, y le rendirán homenaje, porque vendrá como río caudaloso impulsado por un viento muy fuerte.20El SEÑOR vendrá a redimir a los moradores de Jerusalén y a todos los israelitas que se arrepientan de su pecado. ¡Él así lo ha afirmado!21El SEÑOR dice así: Yo hago un pacto con ustedes y les prometo que mi poder y mis enseñanzas nunca se apartarán de ustedes ni de sus descendientes.
1Luister! De HERE is niet te zwak om u te redden. En Hij is ook niet plotseling doof geworden! Hij hoort u wel als u roept!2Het probleem is echter dat uw zonden u gescheiden houden van God. Vanwege de zonde heeft Hij zijn gezicht van u afgekeerd en wil Hij niet meer luisteren.3Want uw handen zijn moordenaarshanden en uw vingers zijn bevuild door de zonde, u liegt en bedriegt.4Niemand wil eerlijk en oprecht zijn. De dingen die u voor de rechtbank beweert, berusten op leugens, u besteedt uw tijd aan het uitbroeden van slechte plannen en de uitvoering ervan.5Uw boze plannen zijn als eieren van een adder. Als zij worden uitgebroed, komt er een giftige slang uit voort.6Uw zonden zijn als spinnenwebben waarvan geen kleding kan worden gemaakt. Alles wat u doet, is doortrokken van zonde, geweld is uw belangrijkste kenmerk.7Uw voeten snellen naar de zonde en er wordt gemakkelijk onschuldig bloed vergoten, uw gedachten zijn uitsluitend op zonden gericht. Waar u ook gaat, laat u een spoor van ellende en dood achter.8U weet niet wat werkelijke vrede is, noch wat het betekent rechtvaardig en goed te zijn, u doet voortdurend kwaad en zij die u volgen, zullen geen vrede kennen, net zomin als u.9Daarom is het recht ver van ons, gerechtigheid wordt niet bij ons gevonden. Wij zien uit naar het licht, maar de duisternis houdt ons gevangen. Wij verwachten uitzicht, maar rondom ons is de nacht.10Als blinden tasten wij langs de wand. Wij zoeken houvast als mensen die geen ogen hebben. Midden op de dag struikelen wij alsof het donker is. Wij zwerven in de wildernis en lijken sprekend op doden.11Wij allen grommen als hongerige beren, wij maken geluiden als het gekir van duiven. Wij hopen dat ons recht zal worden gedaan, maar het gebeurt niet. Wij hopen op redding, maar ook die blijft uit.12Want onze zonden blijven zich opstapelen voor de rechtvaardige God en getuigen tegen ons. Ja, wij weten wat een zondaars wij zijn.13Wij kennen onze ongehoorzaamheid. Wij hebben de HERE, onze God, verloochend. Wij weten hoe opstandig en oneerlijk wij zijn, want wij kiezen onze leugens met zorg.14Onze gerechtshoven doen de rechtvaardige onrecht, eerlijkheid is een onbekend verschijnsel voor ons. De waarheid valt dood neer in de straten en oprechtheid heeft geen enkele waarde.15Ja, de waarheid is verdwenen en iemand die het verkeerde nalaat, wordt al snel aangevallen. De HERE zag al de boosheid en het was verkeerd in zijn ogen, omdat niemand voor het recht opkwam.16Hij zag dat niemand u hielp en vroeg Zich af waarom niemand tussenbeide kwam. Daarom ondernam Hij Zelf stappen om u te redden door zijn machtige kracht en gerechtigheid.17Hij deed de gerechtigheid aan als pantser en zette de helm van het heil op zijn hoofd. Hij kleedde Zich met een mantel van vergelding en toorn.18Hij zal zijn vijanden hun slechte daden betaald zetten, toorn voor zijn tegenstanders in verre landen.19En uiteindelijk zullen zij de naam van God van oost tot west vrezen en verheerlijken. Want Hij zal komen als een vloedgolf, voortgedreven door de adem van de HERE.20Hij komt als bevrijder naar Sion, naar alle nakomelingen van Jakob die zich van de zonde hebben afgekeerd.21‘Dit verbond sluit Ik met hen,’ zegt de HERE, ‘mijn Geest, die op u rust, zal u niet verlaten, ook de woorden die u namens Mij spreekt, zullen steeds bij u zijn. Ook bij uw kinderen en kleinkinderen, voor altijd en eeuwig.’