de Biblica1¡Despierta, despierta, Jerusalén, y vístete de la fortaleza de Dios! Ponte tus hermosas vestiduras, Sion, ciudad Santa, porque nunca más entrarán por tus puertas los ejércitos extranjeros, esos que detestan a Dios.2Levántate del polvo, Jerusalén, arroja de tu cuello las cadenas de esclavitud, y siéntate en tu trono.3Porque el SEÑOR dice: Cuando te entregué al destierro, no pedí precio a tus opresores; ahora puedo volver a tomarte sin deberles ni un céntimo.4Hace mucho tiempo mi pueblo emigró a Egipto y vivió allí como esclavo, y ahora, sin causa alguna, Asiria lo ha maltratado.5Y ahora ¿qué ocurre?, pregunta el SEÑOR. ¿Por qué vuelve mi pueblo a estar cautivo y oprimido sin causa alguna? Quienes lo gobiernan se burlan de ellos, y me insultan día tras día.6Pero llegará el día en que mi pueblo me conocerá. ¡Sabrá quién es el que les dice: «¡Aquí estoy para salvarlos!».7¡Cuán hermosos son sobre los montes los pies de quienes traen la feliz noticia de paz y salvación, la nueva de que el Dios de Israel reina!8Los centinelas gritan y cantan de júbilo, porque con sus propios ojos ven al SEÑOR traer de regreso a su pueblo.9Rompan en jubiloso cántico las ruinas de Jerusalén, porque el SEÑOR ha consolado a su pueblo, ha redimido a Jerusalén.10Ante los ojos de todas las naciones el SEÑOR desplegará su gran poder, y todas ellas contemplarán la salvación de nuestro Dios.11¡Salgan, salgan pronto! ¡Dejen sus cadenas de esclavitud! ¡No toquen nada de la inmundicia de Babilonia! Ustedes, los que traen de regreso los utensilios del templo, ¡Purifíquense y no toquen nada impuro!12No tienen que salir apresurados, ni salgan huyendo, ¡nadie los perseguirá! El SEÑOR, el Dios de Israel, marchará con ustedes y los rodeará y protegerá de todo peligro.
El sufrimiento y la gloria del Siervo
13Miren, mi Siervo será prosperado, será grandemente exaltado.14-15Pero al verlo, muchos se asombrarán. Sí, las naciones lejanas y sus gobernantes quedarán estupefactos y mudos ante su presencia. Porque verán y entenderán lo que jamás se les había dicho. Verán a mi siervo tan desfigurado que sería difícil tomarlo por ser humano.
1Word wakker, word wakker, Jeruzalem en bekleed u met de kracht van God. Doe uw mooiste kleren aan, o Sion, Heilige Stad, want wie onbesneden of onrein is zal niet langer door uw poorten naar binnen komen.2Kom omhoog uit het stof, Jeruzalem, neem de slavenbanden van uw nek, gevangengenomen dochter van Sion.3Want de HERE zegt: ‘Toen Ik u als ballingen verkocht, vroeg Ik geen geld van uw onderdrukkers. Nu koop Ik u ook terug zonder iets te betalen.4Mijn volk werd zonder reden getiranniseerd door Egypte en Assur en Ik stond dat toe.5En nu, wat is dit?’ vraagt de HERE. ‘Waarom is mijn volk weer slaaf en wordt het zonder reden onderdrukt? Zij die het overheersen, roemen in hoogmoed en mijn naam wordt de hele dag door het slijk gehaald.6Daarom zal Ik mijn naam aan mijn volk bekendmaken en het zal de kracht kennen die in die naam schuilt. Dan zal het ten slotte ontdekken dat Ik tegen hen spreek.’7Wat heerlijk zijn op de bergen de voeten van de brengers van het goede nieuws van vrede en heil, het nieuws dat de God van Israël regeert.8De wachtposten schreeuwen en zingen van blijdschap, want met hun eigen ogen zien zij hoe de HERE God zijn volk weer naar huis terugbrengt.9Laten de ruïnes van Jeruzalem uitbarsten in blij gezang, want de HERE heeft zijn volk getroost. Hij heeft Jeruzalem verlost.10Aan alle volken heeft de HERE laten zien hoe machtig Hij is, de verste uithoeken van de aarde zullen het heil van onze God zien.11Ga uit, ga daar weg, raak het onreine niet aan. Laat Babel en alles wat het belichaamt, ver achter u. Het is onrein voor u. U bent het heilige volk van de HERE, reinig uzelf, allen die vaten van de HERE naar zijn huis dragen.12U zult niet haastig vertrekken, rennend voor uw leven, want de HERE zal voor u uit gaan en Hij, de God van Israël, zal u van achteren beschermen.13Kijk, mijn dienaar krijgt voorspoed, Hij zal hoog worden verheven.14-15Zoals voorheen velen zich over Hem ontzetten, zelfs vorsten om Hem huiverden, omdat zijn uiterlijk misvormd en niet meer menselijk was, zo staan nu vele volken verbaasd en sluiten koningen hun mond, omdat zij zien wat hun nog nooit was verteld en omdat zij aanschouwen wat nog nooit was gehoord.