1Finalmente el SEÑOR le dijo a Samuel: ―Basta ya de llorar a Saúl, porque lo he rechazado como rey de Israel. Toma un cuerno de aceite de oliva, ve a Belén y busca a un hombre llamado Isaí, porque a uno de sus hijos he escogido para que sea el nuevo rey.2Pero Samuel preguntó: ―¿Cómo? Si Saúl se entera, me matará. ―Lleva contigo una becerra y di que has ido a ofrecer un sacrificio al SEÑOR.3Invita a Isaí al sacrificio y yo te mostraré a cuál de sus hijos debes ungir.4Samuel hizo lo que el SEÑOR le ordenó. Cuando llegó a Belén, los ancianos de la ciudad salieron temblando a su encuentro. ―¿Qué pasa? —le preguntaron—. ¿A qué has venido?5―No pasa nada —contestó Samuel—. He venido a ofrecer un sacrificio al SEÑOR. Purifíquense y acompáñenme al sacrificio. Y realizó el rito de la purificación en favor de Isaí y de sus hijos y los invitó al sacrificio.6Cuando llegaron, Samuel miró a Eliab y pensó: «Este debe ser el hombre que el SEÑOR ha escogido».7Pero el SEÑOR le dijo: ―No juzgues al hombre por su apariencia. No, no es este. Yo no escojo como los hombres lo hacen. Los hombres juzgan por la apariencia exterior, pero yo miro el corazón.8Isaí le presentó entonces a su hijo Abinadab. Pero el SEÑOR le dijo: ―Este tampoco es el escogido.9Isaí le presentó a Sama, pero Samuel dijo: ―No, este tampoco es.10Así le fueron presentando, uno por uno, siete de los hijos de Isaí, pero todos fueron rechazados. El SEÑOR no ha escogido a ninguno de ellos11—le dijo Samuel a Isaí—. ¿Estos son todos los hijos que tienes? ―Sólo falta el menor —replicó Isaí—, pero está en el campo cuidando las ovejas. ―Mándalo a buscar inmediatamente —dijo Samuel— porque no me sentaré a comer hasta que él haya llegado.12Isaí lo mandó a buscar: Era un joven gallardo, trigueño y de aspecto agradable. Y el SEÑOR le dijo: ―Este es, úngelo.13Samuel tomó el aceite de oliva que había traído y lo derramó sobre la cabeza de David delante de sus hermanos. El Espíritu del SEÑOR entonces descendió sobre él y le dio gran poder desde aquel día en adelante. Y Samuel regresó a Ramá.
David al servicio de Saúl
14El Espíritu del SEÑOR se había apartado de Saúl, y en cambio, le había enviado un espíritu que lo atormentaba.15-16Algunos de los servidores de Saúl le sugirieron un remedio. ―¿Por qué no nos autorizas a buscar un buen músico que toque el arpa delante de ti cuando viene el espíritu que te atormenta? La música del arpa te dará tranquilidad y te hará bien.17―Bien —dijo Saúl—. Búsquenme un músico que toque el arpa.18Uno de los cortesanos le dijo que conocía a un joven de Belén hijo de un hombre llamado Isaí, que no sólo era un arpista con talento sino un joven gallardo, valiente, fuerte y juicioso. ―Lo que es más —añadieron—, el SEÑOR está con él.19Saúl envió mensajeros a Isaí pidiéndole que le enviara a su hijo David el pastor,20Isaí respondió enviando no solamente a David, sino también un cabrito, y un burro cargado de panes y un odre de vino.21Desde el instante en que vio a David, Saúl se encariñó con él y lo hizo su escudero,22y le mandó el siguiente recado a Isaí: «Deja que David se quede conmigo, porque me agrada».23Y cada vez que el espíritu que lo atormentaba, de parte de Dios, molestaba a Saúl, David tocaba el arpa y Saúl se sentía mejor, y el espíritu malo que lo turbaba se apartaba de él.
1Ten slotte zei de HERE tegen Samuël: ‘U hebt nu lang genoeg getreurd om het feit dat Ik Saul als koning van Israël heb verworpen. Vul een hoorn met olie, ga naar Bethlehem en zoek daar Isaï op. Ik heb een van zijn zonen uitgekozen om koning te worden.’2Samuël vroeg: ‘Hoe kan ik dat nu doen? Als Saul dat hoort, zal hij mij zeker doden.’ ‘Neem een kalf mee,’ zei de HERE, ‘en zeg dat u bent gekomen om de HERE een offer te brengen.3Roep Isaï dan bij het offer en Ik zal u laten zien welke van zijn zonen u voor Mij moet zalven.’4Samuël voerde de opdracht van de HERE uit. Toen hij in Bethlehem kwam, kwamen de leiders van de stad angstig naar hem toe. ‘Wat is er mis?’ vroegen zij.5‘Niets om u bezorgd over te maken,’ antwoorddde Samuël. ‘Ik ben gekomen om de HERE een offer te brengen. Reinig uzelf, dan kunt u eraan deelnemen.’ Hij voerde zelf de reinigingsvoorschriften uit bij Isaï en zijn zonen en nodigde ook hen uit.6Toen zij arriveerden en Samuël Eliab zag, dacht hij: ‘Dat moet de man zijn die de HERE heeft gekozen!’7Maar de HERE zei tegen hem: ‘Beoordeel een man niet op zijn uiterlijk of zijn lengte, want dit is niet de man die Ik bedoel. Ik beslis op andere gronden dan u! De mensen beoordelen iemand naar zijn uiterlijk, maar Ik kijk naar zijn gedachten en hoe hij innerlijk is.’8Toen riep Isaï zijn zoon Abinadab naar voren en stuurde hem naar Samuël. Maar Samuël zei: ‘Hij is het ook niet.’9Daarna was Samma aan de beurt, maar ook nu zei Samuël: ‘Nee, dit is hem evenmin.’10-11Zeven zonen stelden zich aan Samuël voor, maar de HERE had geen van hen uitgekozen. Samuël vroeg aan Isaï: ‘Heb ik nu al uw zonen gezien?’ ‘Nee, mijn jongste zoon is niet hier. Hij is bij de schapen in het veld,’ vertelde Isaï hem. ‘Laat hem meteen halen,’ beval Samuël, ‘want wij gaan pas eten wanneer hij hier is.’12Isaï liet hem halen. Het was een knappe jongen met rood haar en vriendelijke ogen. De HERE zei: ‘Dit is degene die Ik bedoel, sta op en zalf hem.’13En terwijl David daar tussen zijn broers stond, pakte Samuël de olie die hij had meegebracht en goot die over Davids hoofd. Op dat moment kwam de Geest van de HERE over David en vervulde hem vanaf die dag. Samuël keerde hierna terug naar Rama.14Maar de Geest van de HERE had Saul verlaten en in plaats daarvan stuurde de HERE hem een boze geest, die hem depressief en angstig maakte.15Enkele dienaren stelden hem voor dat hij iets moest doen om daarvan te genezen.16‘Wij zullen een goede harpspeler zoeken, die kan dan voor u spelen, telkens als u last hebt van die martelende geest,’ zeiden zij. ‘De harpmuziek zal u kalmeren en u er snel weer bovenop brengen.’17‘Goed,’ zei Saul, ‘zoek maar een goede harpspeler.’18Een van zijn dienaren zei: ‘Ik ken een jongen in Bethlehem, de zoon van een zekere Isaï, die niet alleen goed de harp bespeelt, maar ook moedig, sterk en knap is. Bovendien heeft hij een goed en betrouwbaar oordeel. En wat nog belangrijker is,’ voegde hij eraan toe, ‘de HERE is met hem.’19Dus stuurde Saul boodschappers naar Isaï met de vraag of hij zijn zoon David, de schaapherder, naar hem toe wilde sturen.20Isaï stuurde David toen naar het hof en gaf hem een bokje en een ezel, beladen met brood en wijn, mee.21Bij de eerste oogopslag kreeg Saul bewondering en genegenheid voor David, en David werd zijn wapenknecht.22Saul schreef Isaï: ‘Laat David bij mij aan het hof blijven, want ik ben erg op hem gesteld.’23En steeds als de geest die God had gestuurd Saul dwarszat, speelde David op de harp, zodat Saul zich beter ging voelen en de boze geest hem met rust liet.