1El rey Hiram, de Tiro, siempre había sido un gran admirador de David, de modo que cuando supo que el rey Salomón, hijo de David, reinaba en Israel, envió embajadores para felicitarlo y desearle un buen reinado.2-3Salomón aprovechó la ocasión y le envió este mensaje a Hiram: «Tú sabes que mi padre no pudo construir un templo en el que se pudiera adorar al SEÑOR su Dios, debido a las numerosas guerras que tuvo que librar. Siempre estuvo esperando el momento en que el SEÑOR le permitiera vencer a todos sus enemigos.4Y ahora, el SEÑOR mi Dios ha dado paz a Israel en todo lugar; no tengo enemigos ni quien me quiera hacer daño.5Por eso, pienso edificar un templo para el SEÑOR mi Dios, en conformidad a la promesa que le hizo a mi padre de que yo lo edificaría. Porque el SEÑOR le dijo: “Tu hijo, a quien pondré en tu lugar en el trono, me edificará un templo”.6»Ahora te ruego que me ayudes en este proyecto. Envía tus hombres a las montañas del Líbano para que preparen madera de cedro para mí. Yo enviaré hombres para que trabajen junto con ellos, y pagaré a tus hombres lo que tú indiques; porque, como tú sabes, no hay en Israel quien sepa cortar la madera como lo hacen los sidonios».7Cuando Hiram recibió el mensaje de Salomón, se sintió muy complacido, y dijo: «Alabado sea el SEÑOR, por haberle dado a David un hijo sabio para que sea rey de la gran nación de Israel».8Entonces envió su respuesta a Salomón: «He recibido tu mensaje, y haré lo que me has pedido acerca de la madera. Puedo proporcionarte madera de cedro y de pino.9Mis hombres llevarán los troncos hasta el mar y con ellos formarán balsas. Las haremos navegar a lo largo de la costa hasta el lugar en donde tú la necesites; entonces desarmaremos las balsas y te entregaremos la madera. Tú puedes pagarme con alimento para mi casa».10Entonces Hiram proporcionó a Salomón toda la madera de cedro y de pino que él quiso.11Por su parte, Salomón le envió en pago anual veinte mil cargas de trigo para su familia y veinte mil medidas de aceite de oliva.12El SEÑOR, pues, dio a Salomón gran sabiduría como le había prometido. Hiram y Salomón hicieron un pacto formal de paz.13Entonces Salomón reclutó a treinta mil trabajadores de todo Israel,14y los hizo trabajar por turno en el Líbano, diez mil cada mes, de modo que cada hombre estaba un mes en el Líbano y dos meses en su casa. Adonirán era el supervisor general de este trabajo.15Salomón también tenía setenta mil cargadores, ochenta mil canteros que trabajaban en las montañas,16y tres mil trescientos capataces.17Los canteros cortaban y daban forma a los bloques de piedra para los cimientos del templo. Las piedras que se usaban para esto eran muy costosas.18Los hombres de Guebal ayudaron a los constructores de Salomón y de Hiram, cortando y trabajando la madera, y labrando las piedras para el templo.
1Koning Chiram van Tyrus was altijd al een groot bewonderaar en vriend van David geweest. Toen hij hoorde dat Davids zoon Salomo de nieuwe koning van Israël was geworden, stuurde hij ambassadeurs om zijn felicitaties en de beste wensen over te brengen.2-3Salomo antwoordde met een voorstel over de tempel van de HERE die hij wilde bouwen. ‘Mijn vader David,’ zo legde Salomo koning Chiram uit, ‘was niet in staat zoʼn tempel te bouwen wegens de talloze oorlogen die hij moest voeren en omdat hij wachtte tot de HERE hem vrede gaf.’4‘Maar nu,’ zo deelde Salomo Chiram mee, ‘heeft de HERE, mijn God, mij aan alle kanten vrede gegeven, ik heb geen last van buitenlandse vijanden of binnenlandse opstanden.5Daarom ben ik van plan een tempel te bouwen voor de HERE, mijn God, precies zoals Hij mijn vader heeft gezegd dat ik zou doen. Want de HERE zei tegen hem: “Uw zoon, die Ik op uw troon zal plaatsen, zal een tempel voor Mij bouwen.”6Nu wil ik u vragen of u mij bij deze onderneming kunt helpen. Stuur uw houthakkers naar de bergen van de Libanon om cederhout voor mij te kappen, dan zal ik mijn mannen naar hen toe sturen om hen daarbij te helpen. Ik zal uw mannen de lonen betalen die zij vragen, want u weet dat niemand in Israël zoveel verstand heeft van houthakken als de Sidoniërs!’7Chiram was erg blij met de boodschap van Salomo. ‘Geprezen zij de HERE dat Hij David zoʼn wijze zoon heeft gegeven om koning te zijn van het grote volk Israël,’ zei hij.8Toen stuurde hij Salomo het volgende antwoord: ‘Ik heb uw boodschap ontvangen en zal graag aan uw wens voldoen. Ik zal voor zowel cederhout als cipressenhout zorgen.9Mijn mannen zullen het hout van de Libanon naar de Middellandse Zee brengen en er vlotten van bouwen. Wij zullen ze langs de kust vervoeren naar de plaats waar u ze wilt hebben. Daar aangekomen, halen wij de vlotten weer uit elkaar en leveren wij het hout af. U kunt mij betalen met voedsel voor mijn hofhouding.’10Zo bezorgde Chiram Salomo zoveel cederhout en cipressenhout als hij nodig had11en in ruil daarvoor stuurde Salomo hem een jaarlijkse betaling van vijf miljoen liter tarwe voor zijn hofhouding en vijfduizend liter pure olijfolie.12Zo gaf de HERE Salomo grote wijsheid, zoals Hij had beloofd. En Chiram en Salomo sloten een vriendschapsverdrag.13Toen riep Salomo uit heel Israël dertigduizend arbeiders op14en stuurde hen in groepen van tienduizend man per maand naar de Libanon. Iedere man was dus één maand in de Libanon en twee maanden thuis. Adoniram was belast met de leiding over deze grote onderneming.15-16Salomo had in de heuvels van de Libanon ook nog eens zeventigduizend dragers, tachtigduizend steenhouwers en drieëndertighonderd voormannen aan het werk.17De steenhouwers hakten grote steenblokken van een waardevolle kwaliteit uit, die moesten dienen als fundamenten voor de tempel.18De Giblieten hielpen de mannen van Chiram en Salomo bij het op maat hakken van de boomstammen en het pasklaar maken van de kostbare steenblokken voor de bouw van de tempel.