1Dios le dijo al pueblo de Israel:2«Yo soy el SEÑOR tu Dios que te sacó de Egipto, donde eras esclavo.3»No tendrás otros dioses además de mí.4»No te harás ídolos ni imágenes de nada que esté en el cielo, en la tierra o en lo profundo del mar.5No te inclinarás delante de ninguna imagen ni la adorarás, porque yo, el SEÑOR tu Dios, soy muy celoso, y no compartiré con otros dioses la honra que me pertenece. Cuando castigo a alguien por sus pecados, el castigo alcanza a sus hijos, a sus nietos y a sus bisnietos.6Pero derramo mi amor sobre millares de generaciones de los que me aman y obedecen mis mandamientos.7»No usarás el nombre del SEÑOR tu Dios en vano ni en forma irreverente. No dejaré sin castigo a quien se atreva a usar mi nombre sin el debido respeto.8»Acuérdate de observar el día de reposo, es decir, el sábado, como día santo.9Seis días de la semana son para los quehaceres cotidianos y el trabajo regular.10Pero el séptimo día es día de reposo delante del SEÑOR tu Dios. Ese día no harán trabajo de ninguna clase tú, ni tu hijo, ni tu hija, ni tus esclavos, ni tus huéspedes, ni tus animales,11porque en seis días hizo el SEÑOR los cielos, la tierra, el mar y todo lo que en ellos hay, y reposó el séptimo día. Por eso bendijo el día de reposo y lo santificó.12»Honra a tu padre y a tu madre, para que tengas una vida larga y buena en la tierra que el SEÑOR tu Dios te da.13»No matarás.14»No cometerás adulterio.15»No robarás.16»No darás un testimonio falso en contra de tu prójimo.17»No codiciarás la casa de tu prójimo: no codiciarás la mujer de tu prójimo, ni su esclavo, ni su buey, ni su burro, ni ninguna otra cosa que le pertenezca».
Reacción temerosa de los israelitas
18Todos los israelitas vieron los relámpagos y el humo que subía del monte, y oyeron los truenos y el toque de la trompeta, y se quedaron lejos, temblando de miedo.19Y le dijeron a Moisés: ―Dinos lo que Dios diga, y nosotros obedeceremos. Pero que no nos hable Dios en forma directa, pues moriremos.20―No teman —les dijo Moisés—, porque Dios se ha presentado de esta manera para probarlos, de modo que de aquí en adelante tengan temor de pecar en su contra.21Mientras el pueblo permanecía a una distancia prudente, Moisés volvió a entrar en la nube donde estaba Dios.
El altar de piedra
22Y el SEÑOR le dijo a Moisés que les comunicara a los israelitas lo siguiente: «Ustedes son testigos de que les he dado a conocer mi voluntad desde el cielo.23Recuerden que no deben adorar ídolos, ya sean de plata, de oro o de algún otro material.24Los altares que hagan para mí deben ser sencillos altares de tierra. Sobre ellos me ofrecerán sus sacrificios, sus holocaustos y sus ofrendas pacíficas de ovejas y bueyes. Yo iré al lugar donde les pida que invoquen mi nombre, y los bendeciré allí.25También pueden edificar altares de piedra, pero solamente con piedras sin tallar. No golpearán las piedras con ningún tipo de herramienta para labrarlas, porque eso las profanaría y no servirían para mi altar.26Y no harán gradas para subir a mi altar; para que no se les vea la desnudez.
1Toen verklaarde de HERE:2‘Ik ben de HERE, uw God, die u uit de slavernij in Egypte heeft bevrijd.3U mag geen andere goden aanbidden dan Mij.4U mag geen beeld of afbeelding maken van wat boven in de hemel of beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is.5U mag niet voor dergelijke beelden neerknielen of deze vereren, want Ik, de HERE, ben een jaloerse God, die de zonden van de vaders toerekent aan de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van hen die Mij haten.6Maar Ik ben liefdevol voor hen die van Mij houden en mijn wetten gehoorzamen.7U mag de naam van de HERE, uw God, niet zonder goede reden gebruiken, want de HERE zal degene die dat wel doet, zeker straffen.8Onderhoud de sabbat als een heilige dag.9Zes dagen moet u werken,10maar de zevende dag is de sabbat van de HERE, een rustdag. Op die dag mag u niet werken. En dat geldt ook voor uw zonen, dochters, slaven—man of vrouw—vee en gasten.11Want in zes dagen heeft de HERE de hemel, de aarde, de zee en alles wat daarin leeft, gemaakt en Hij rustte op de zevende dag. Daarom zegende de HERE de sabbat en maakte er een bijzondere, heilige dag van.12Heb eerbied voor uw vader en uw moeder, dan krijgt u een lang en goed leven in het land dat de HERE, uw God, u zal geven.13U mag niemand doodslaan.14U mag geen overspel plegen.15U mag niet stelen.16Beschuldig niemand op valse gronden.17U mag het huis van uw naaste niet begeren en ook zijn vrouw niet, zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund en zijn ezel of iets anders dat het eigendom is van uw naaste.’18Het hele volk hoorde de donderslagen, zag de bliksemstralen en hoorde het bazuingeschal op de rokende berg. Iedereen stond op een eerbiedige afstand en trilde van angst.19Zij zeiden tegen Mozes: ‘Vertelt u ons maar wat God van ons wil, want als Hij rechtstreeks tegen ons spreekt, zullen wij vast en zeker sterven!’20‘Wees niet bang,’ zei Mozes, ‘want de HERE heeft hier zijn kracht laten zien, zodat u zich voortaan wel zult bedenken voordat u tegen Hem zondigt!’21Terwijl het volk op een veilige afstand bleef, liep Mozes naar de berg en betrad de duisternis waarin God Zich bevond.22Toen zei de HERE tegen Mozes: ‘Dit moet u aan de Israëlieten doorgeven: “U hebt gezien dat Ik vanuit de hemel heb gesproken. U mag naast Mij geen andere goden aanbidden.23Maak nooit afgoden van goud, zilver of enig ander materiaal.24De altaren die u voor Mij bouwt, moeten van gewone aarde zijn. Daarop kunt u brandoffers en vredeoffers met schapen en runderen brengen. Op elke plaats waar Ik mijn naam laat vereren, zal Ik bij u komen en u zegenen.25U mag wel altaren van steen voor Mij bouwen, maar dan mogen het geen uitgehouwen stenen zijn. Want door de bewerking met gereedschappen worden de stenen ontwijd.26Als u een altaar bouwt, mag dat niet via een trap bereikbaar zijn, want dan zouden uw geslachtsdelen zichtbaar kunnen zijn.”