van Biblica1Koning Lemuël van Massa schreef de levenslessen op die zijn moeder hem leerde.2Wat zal ik je vertellen, mijn zoon, die uit mij geboren werd, om wie ik zoveel geloften deed?3Lever jezelf niet uit aan de vrouwen en zet je zinnen niet op oorlogvoering en het veroveren van koninkrijken.4Het is niet goed als koningen te veel wijn drinken, Lemuël, en drankzucht past niet bij hen,5want als de koning te veel drinkt, loopt hij gevaar de rechtvaardigheid uit het oog te verliezen, wat de onderdrukten kan benadelen.6Geef sterkedrank maar aan iemand die in de put zit, wijn aan iemand die erg verdrietig is,7want wanneer zij drinken, vergeten zij hun armoede en zorgen.8Kies de kant van de onmondigen, van hen die buiten hun schuld gevaar lopen.9Spreek en vel een rechtvaardig vonnis, geef de onderdrukten en noodlijdenden hun recht.10Wie is zo gelukkig een goede vrouw te vinden? Zij is immers veel meer waard dan de duurste edelstenen?11Haar man vertrouwt volledig op haar en het zal hem aan niets ontbreken.12Zij benadeelt hem nooit, doet haar hele leven goed.13Ze zoekt wol en vlas, die ze met rappe handen verwerkt.14Zoals een koopman zijn handelsschepen uitzendt, zorgt zij dat zij over al het nodige beschikt, ook al moet dat van ver komen.15In de vroege morgen, wanneer het nog donker is, staat zij op en zorgt dat haar gezin en het personeel kunnen eten.16Als zij haar zinnen heeft gezet op een bepaalde akker, krijgt zij hem ook, met wat zij verdient plant ze een wijngaard.17Vlijtig gaat zij aan het werk, zij is met opgestroopte mouwen aan de slag.18Zij merkt dat haar werk vruchten afwerpt en het is dan ook vaak nacht voordat zij gaat slapen.19Snel schieten haar handen over haar spinnewiel, vaardig schikken zij het vlas.20Ze staat altijd klaar om een noodlijdende te helpen, iedereen kan op haar hulp rekenen.21Zij maakt zich geen zorgen om haar gezin wanneer de winter komt, want zij heeft voor mooie en warme kleding gezorgd.22Zij maakt voor zichzelf prachtige tapijten en draagt kleren van fijn linnen en prachtig gekleurde stoffen.23Haar man is een gezien figuur op de plaatsen waar recht wordt gesproken en is een van de leiders van het land.24Zij maakt linnen kleding en verkoopt die en levert gordels aan de koopman.25Kracht en waardigheid stralen van haar af en zij ziet elke nieuwe dag met vertrouwen tegemoet.26Uit haar woorden spreekt wijsheid en de wil om goed te doen.27Zij weet precies wat in haar huishouding gebeurt en op luiheid zul je haar niet betrappen.28Haar kinderen kijken tegen haar op en haar man prijst zich gelukkig en zegt:29‘Er zijn veel goede vrouwen, maar jij overtreft ze allemaal!’30Uiterlijke schoonheid is bedrieglijk en verdwijnt, maar een vrouw die ontzag heeft voor de HERE, verdient bewondering en lof.31Haar goede daden zullen haar eer en erkenning opleveren, zelfs van hooggeplaatste mensen.
1Dies sind die Worte Lemuels, des Königs von Massa, die ihn seine Mutter lehrte. (Spr 30:1)2Was, mein Sohn, soll ich dir sagen, was, du Sohn meines Leibes, was, mein erbetener Sohn?3Lass nicht den Frauen deine Kraft und geh nicht die Wege derer, die Könige verderben! (Deut 17:17; 1 Kon 11:1; 1 Kon 11:4)4Nicht den Königen, Lemuel, ziemt es, Wein zu trinken, nicht den Königen, noch den Fürsten Bier! (Spr 20:1)5Sie könnten beim Trinken des Rechts vergessen und verdrehen die Sache aller elenden Leute.6Gebt Bier denen, die am Umkommen sind, und Wein den betrübten Seelen,7dass sie trinken und ihres Elends vergessen und ihres Unglücks nicht mehr gedenken.8Tu deinen Mund auf für die Stummen und für die Sache aller, die verlassen sind. (Job 29:12)9Tu deinen Mund auf und richte in Gerechtigkeit und schaffe Recht dem Elenden und Armen.
Lob der tüchtigen Frau
10Wem eine tüchtige Frau beschert ist, die ist viel edler als die köstlichsten Perlen. (Spr 18:22)11Ihres Mannes Herz darf sich auf sie verlassen, und Nahrung wird ihm nicht mangeln.12Sie tut ihm Liebes und kein Leid ihr Leben lang.13Sie geht mit Wolle und Flachs um und arbeitet gerne mit ihren Händen.14Sie ist wie ein Kaufmannsschiff; ihre Nahrung bringt sie von ferne.15Sie steht vor Tage auf und gibt Speise ihrem Hause und den Mägden ihr Teil.16Sie trachtet nach einem Acker und kauft ihn und pflanzt einen Weinberg vom Ertrag ihrer Hände.17Sie gürtet ihre Lenden mit Kraft und macht ihre Arme stark.18Sie merkt, wie ihr Handel Gewinn bringt; ihr Licht verlischt des Nachts nicht.19Sie streckt ihre Hand nach dem Rocken, und ihre Finger fassen die Spindel.20Sie breitet ihre Hände aus zu dem Armen und reicht ihre Hand dem Bedürftigen.21Sie fürchtet für die Ihren nicht den Schnee; denn ihr ganzes Haus hat wollene Kleider.22Sie macht sich selbst Decken; feine Leinwand und Purpur ist ihr Kleid.23Ihr Mann ist bekannt in den Toren, wenn er sitzt bei den Ältesten des Landes.24Sie macht einen Rock und verkauft ihn, einen Gürtel gibt sie dem Händler.25Kraft und Würde sind ihr Gewand, und sie lacht des kommenden Tages.26Sie tut ihren Mund auf mit Weisheit, und auf ihrer Zunge ist gütige Weisung.27Sie schaut, wie es in ihrem Hause zugeht, und isst ihr Brot nicht mit Faulheit.28Ihre Söhne stehen auf und preisen sie, ihr Mann lobt sie:29»Es sind wohl viele tüchtige Töchter, du aber übertriffst sie alle.«30Lieblich und schön sein ist nichts; eine Frau, die den HERRN fürchtet, soll man loben. (Spr 11:22)31Gebt ihr von den Früchten ihrer Hände, und ihre Werke sollen sie loben in den Toren!