van Biblica1Deze psalm is het gebed van iemand die in diepe ellende zit, zich geen raad meer weet en zijn hart uitstort bij de HERE.2HERE, luister toch naar mijn gebed, ik bid dat mijn hulpgeroep U bereikt.3Verberg U niet voor mij, nu het mij allemaal te veel wordt, luister toch naar mij. Antwoord mij toch snel, nu ik U roep.4Want ik word zo snel oud en mijn botten doen zeer, zij gloeien.5Mijn hart is dor als dood gras en alle eetlust is verdwenen.6Door al mijn verdriet voel ik mij lichamelijk een wrak.7Ik voel mij als een pelikaan in de woestijn, hulpeloos. Alsof ik een steenuil ben die in de ruïnes zit.8Ik kan niet slapen en lijk op een vogel, alleen op een dak.9Mijn tegenstanders bespotten mij voortdurend. Mijn naam geldt als een vloek voor wie mijn bloed wel kunnen drinken.10Ik eet as in plaats van brood en mijn tranen mengen zich met het water dat ik drink.11Dat komt allemaal doordat U uw toorn en ergernis over mij hebt uitgegoten, eerst nam U mij op en toen gooide U mij weer neer.12Mijn dagen zijn stil en duister en ik verga.13HERE, U heerst echter tot in eeuwigheid. Uw naam zal nooit worden uitgewist en blijft altijd bestaan.14Eens zult U Zich over Jeruzalem komen ontfermen. De tijd is aangebroken om uw stad genade te geven.15Uw dienaren houden van deze stad en hebben medelijden met de puinhopen die er liggen.16Dan zullen alle volken ter wereld eerbied en ontzag hebben voor de naam van de HERE. Alle heersers zullen uw grootheid erkennen.17Dan zal de HERE Jeruzalem herbouwen en er met zijn grootheid en macht gaan wonen.18Dan zal Hij de gebeden van de armen aanhoren en Zich tot hen overbuigen.19Laten we dit opschrijven voor de komende generaties. Het volk dat dan leeft, zal de HERE prijzen.20Want de HERE heeft hoog vanuit zijn heilige hemel neergezien op de aarde.21Hij hoorde het klagen en huilen van de gevangenen en bevrijdde hen die ten dode waren opgeschreven.22Daarom zal men in Jeruzalem over de HERE vertellen en zijn naam grootmaken.23Dan zullen alle volken en koninkrijken bij elkaar komen en de HERE dienen.24Halverwege mijn leven heeft Hij mijn kracht afgenomen. Ik leef nog maar kort.25Ik zeg tegen Hem: Mijn God, laat mij nog niet sterven, ik ben nog veel te jong. Maar U bestaat al eeuwen.26In het begin hebt U de aarde gemaakt en ook de hemel was uw werk.27Dit alles zal eenmaal verdwijnen, maar U blijft altijd aanwezig. Alles slijt weg als oude kleren,28maar U blijft dezelfde. Aan uw bestaan komt geen einde.29De nakomelingen van uw dienaren kunnen veilig leven. Het volk dat uit hen voortkomt, zal altijd veilig onder uw hoede blijven.
Bitte um Wiederherstellung des Zion (Der fünfte Bußpsalm)
1Ein Gebet für den Elenden, wenn er verzagt ist und seine Klage vor dem HERRN ausschüttet.2HERR, höre mein Gebet und lass mein Schreien zu dir kommen!3Verbirg dein Antlitz nicht vor mir in der Not, / neige deine Ohren zu mir; wenn ich dich anrufe, so erhöre mich bald!4Denn meine Tage sind vergangen wie ein Rauch, und meine Gebeine sind verbrannt wie von Feuer.5Mein Herz ist geschlagen und verdorrt wie Gras, dass ich vergesse, mein Brot zu essen.6Mein Gebein klebt an meiner Haut vor Heulen und Seufzen.7Ich bin wie eine Eule in der Wüste, wie ein Käuzchen in zerstörten Städten.8Ich wache und klage wie ein einsamer Vogel auf dem Dache.9Täglich schmähen mich meine Feinde, und die mich verspotten, fluchen mit meinem Namen.10Denn ich esse Asche wie Brot und mische meinen Trank mit Tränen11vor deinem Drohen und Zorn, weil du mich hochgehoben und zu Boden geworfen hast.12Meine Tage sind dahin wie ein Schatten, und ich verdorre wie Gras. (Ps 90:5)13Du aber, HERR, bleibst ewiglich und dein Name für und für. (Ps 135:13)14Du wollest dich aufmachen und über Zion erbarmen; denn es ist Zeit, dass du ihm gnädig seist, und die Stunde ist gekommen15– denn deine Knechte lieben seine Steine und tragen Leid um seine Trümmer –,16dass die Völker den Namen des HERRN fürchten und alle Könige auf Erden deine Herrlichkeit,17wenn der HERR Zion wieder baut und erscheint in seiner Herrlichkeit.18Er wendet sich zum Gebet der Verlassenen und verschmäht ihr Gebet nicht.19Das werde geschrieben für die Nachkommen; und das Volk, das er schafft, wird den HERRN loben.20Denn er schaut von seiner heiligen Höhe, der HERR sieht vom Himmel auf die Erde, (Ps 14:2)21dass er das Seufzen der Gefangenen höre und losmache die Kinder des Todes,22dass sie in Zion verkünden den Namen des HERRN und sein Lob in Jerusalem,23wenn die Völker zusammenkommen und die Königreiche, dem HERRN zu dienen. (Ps 87:4; Jes 60:3; Luk 13:29)24Er demütigt auf dem Wege meine Kraft, er verkürzt meine Tage.25Ich sage: Mein Gott, nimm mich nicht weg / in der Hälfte meiner Tage! Deine Jahre währen für und für. (Ps 55:24)26Du hast vorzeiten die Erde gegründet, und die Himmel sind deiner Hände Werk. (Heb 1:10)27Sie werden vergehen, du aber bleibst; sie werden alle veralten wie ein Gewand; wie ein Kleid wirst du sie wechseln, und sie schwinden dahin. (2 Petr 3:10)28Du aber bleibst, wie du bist, und deine Jahre nehmen kein Ende.29Die Söhne deiner Knechte bleiben wohnen, und ihr Geschlecht wird vor dir gedeihen.