1De HERE gaf Mozes de volgende instructies om aan de Israëlieten door te geven:2‘De offers die u op het altaar verbrandt voor Mij, zijn mijn voedsel en doen Mij een groot genoegen. Zorg er daarom voor dat zij regelmatig worden geofferd op de manier die Ik heb voorgeschreven.3Als u Mij een brandoffer brengt, moet u eenjarige lammeren zonder gebrek nemen. Elke dag moeten twee lammeren worden geofferd als een regelmatig brandoffer.4Het ene ʼs morgens, het andere tegen de avond.5Bij die lammeren moet ook een spijsoffer van 2,2 liter meelbloem gemengd met 0,9 liter olie, worden geofferd.6Dit is het brandoffer, dat op de berg Sinaï is ingesteld om regelmatig te worden geofferd als een aangename geur, een vuuroffer voor de HERE.7Daarbij zal ook het drankoffer, 0,9 liter sterkedrank per lam, worden geofferd door het in het heiligdom voor de HERE uit te gieten.8Offer het tweede lam tegen de avond met hetzelfde spijs- en drankoffer. Ook dat is een aangename geur voor de HERE, een offer gebracht met vuur.9-10Op de sabbat moeten—naast de normale offers—twee eenjarige lammeren worden geofferd. Zij moeten vergezeld gaan van een spijsoffer van 4,4 liter fijn meel vermengd met olie en het gewone drankoffer.11Op de eerste dag van een nieuwe maand zal een extra brandoffer aan de HERE worden gebracht. Dat offer moet bestaan uit twee jonge stieren, een ram en zeven eenjarige lammeren, allemaal zonder gebreken.12Bij elke stier moet een spijsoffer worden gebracht van 6,6 liter meelbloem, gemengd met olie. Het spijsoffer voor de ram moet bestaan uit 4,4 liter meelbloem, vermengd met olie.13Het spijsoffer voor elk lam zal bestaan uit 2,2 liter meelbloem, gemengd met olie. Dit brandoffer zal met vuur worden geofferd en erg aangenaam zijn voor de HERE.14Samen met elk offer zal een drankoffer worden gebracht: 1,8 liter wijn voor elke jonge stier, 1,2 liter voor de ram en 0,9 liter voor elk lam. Dit offer zal elke maand van het jaar worden gebracht.15Op de eerste dag van een nieuwe maand zult u ook een bok als zondoffer aan de HERE offeren. Dit offer staat apart van het dagelijkse brandoffer en het begeleidende drankoffer.16Op de veertiende dag van de eerste maand van elk jaar moet u Pesach, het Paasfeest, vieren.17De volgende dag begint een groots en blij feest van zeven dagen, waarbij uitsluitend ongezuurd brood mag worden gegeten.18Op de eerste dag van dit feest moet een heilige samenkomst voor het hele volk worden gehouden en die dag mag geen zwaar werk worden verricht.19U zult de HERE dan een brandoffer brengen van twee jonge stieren, een ram en zeven eenjarige lammeren, allemaal zonder gebreken.20-21Bij elke stier zal een spijsoffer van 6,6 liter fijn meel, gemengd met olie, worden gebracht; bij de ram 4,4 liter; en bij elk van de zeven lammeren 2,2 liter fijn meel.22U moet ook een bok offeren als zondoffer om verzoening voor uzelf te doen.23Deze offers worden naast de gewone dagelijkse morgenoffers gebracht.24Ditzelfde offer zal elk van de zeven dagen van het feest worden gebracht, zij zullen de HERE zeer aangenaam zijn.25Op de zevende dag moet opnieuw een heilige samenkomst voor het hele volk worden gehouden, ook die dag mag u geen zwaar werk verrichten.26Tijdens het Wekenfeest moet een heilige samenkomst voor het hele volk worden gehouden om de nieuwe oogst te vieren. Die dag moet u de eerste opbrengsten van de graanoogst als spijsoffer aan de HERE offeren, niemand mag dan zwaar werk verrichten.27Die dag zal een speciaal brandoffer, dat zeer aangenaam is in de ogen van de HERE, worden gebracht. Het moet bestaan uit twee jonge stieren, een ram en zeven eenjarige lammeren.28-29Deze zullen vergezeld gaan van uw spijsoffer van 6,6 liter fijn meel, gemengd met olie, bij elke stier; 4,4 liter bij de ram en 2,2 liter bij elk van de zeven lammeren.30Offer ook een bok om verzoening voor uzelf te doen.31Deze speciale offers staan los van de dagelijkse brandoffers, spijsoffers en drankoffers. Zorg ervoor dat de dieren die u offert, geen gebreken hebben.’
1Und der HERR redete mit Mose und sprach:2Gebiete den Israeliten und sprich zu ihnen: Ihr sollt achthaben, dass ihr zur rechten Zeit meine Opfergabe darbringt als Feueropferspeise mir zum lieblichen Geruch. (Gen 8:21; Lev 21:6)3Und sprich zu ihnen: Dies ist das Feueropfer, das ihr dem HERRN opfern sollt: einjährige Lämmer, die ohne Fehler sind, täglich zwei zum täglichen Brandopfer, (Ex 29:38)4ein Lamm am Morgen, das andere gegen Abend;5dazu ein zehntel Scheffel feines Mehl zum Speisopfer, mit Öl vermengt, das gestoßen ist, eine viertel Kanne.6Das ist das tägliche Brandopfer, das ihr am Berge Sinai geopfert habt zum lieblichen Geruch, ein Feueropfer ist es für den HERRN.7Dazu sein Trankopfer zu je einem Lamm eine viertel Kanne. Im Heiligtum soll man den Wein des Trankopfers dem HERRN darbringen.8Das andere Lamm sollst du gegen Abend zurichten. Mit einem Speisopfer wie am Morgen und mit seinem Trankopfer sollst du es zurichten als Feueropfer für den HERRN zum lieblichen Geruch.9Am Sabbattag aber zwei einjährige Lämmer ohne Fehler und zwei Zehntel feines Mehl zum Speisopfer, mit Öl vermengt, und sein Trankopfer. (Mat 12:5)10Das ist das Brandopfer an jedem Sabbat über das tägliche Brandopfer und sein Trankopfer hinaus.11Aber am ersten Tage eurer Monate sollt ihr dem HERRN ein Brandopfer opfern: zwei junge Stiere, einen Widder, sieben einjährige Lämmer ohne Fehler (Num 10:10; Jes 1:13; Ez 46:1; Ez 46:3; Ez 46:6)12und je drei Zehntel feines Mehl zum Speisopfer, mit Öl vermengt, zu je einem jungen Stier und zwei Zehntel feines Mehl zum Speisopfer, mit Öl vermengt, zu dem einen Widder (Num 15:2)13und je ein Zehntel feines Mehl zum Speisopfer, mit Öl vermengt, zu je einem Lamm. Das ist ein Brandopfer, ein lieblicher Geruch, ein Feueropfer für den HERRN.14Und was dazugehört an Trankopfern, soll sein: eine halbe Kanne Wein zu je einem jungen Stier, eine drittel Kanne zum Widder, eine viertel Kanne zu je einem Lamm. Das ist das Brandopfer zum Neumond eines jeden Monats im Jahr.15Dazu soll man einen Ziegenbock dem HERRN zum Sündopfer zurichten über das tägliche Brandopfer und sein Trankopfer hinaus.16Aber am vierzehnten Tag des ersten Monats ist das Passa für den HERRN. (Lev 23:5)17Und am fünfzehnten Tage desselben Monats ist ein Fest. Sieben Tage soll man ungesäuertes Brot essen.18Am ersten Tag soll heilige Versammlung sein; da sollt ihr keine Dienstarbeit[1] tun19und sollt dem HERRN Brandopfer darbringen: zwei junge Stiere, einen Widder, sieben einjährige Lämmer ohne Fehler20samt ihrem Speisopfer: drei Zehntel feines Mehl, mit Öl vermengt, zu je einem jungen Stier und zwei Zehntel zu dem Widder21und je ein Zehntel auf ein Lamm unter den sieben Lämmern,22dazu einen Bock zum Sündopfer, um für euch Sühne zu schaffen.23Und ihr sollt das alles darbringen über das Brandopfer am Morgen hinaus, welches das tägliche Brandopfer ist.24Nach dieser Weise sollt ihr täglich sieben Tage lang die Speise zurichten als Feueropferspeise zum lieblichen Geruch für den HERRN, über das tägliche Brandopfer und sein Trankopfer hinaus.25Am siebenten Tag aber soll heilige Versammlung sein; da sollt ihr keine Dienstarbeit tun.26Und am Tag der Erstlinge, wenn ihr das neue Speisopfer dem HERRN opfert, an eurem Wochenfest, soll heilige Versammlung sein; da sollt ihr keine Dienstarbeit tun. (Lev 23:15; Deut 16:10)27Und ihr sollt dem HERRN als Brandopfer darbringen zum lieblichen Geruch: zwei junge Stiere, einen Widder, sieben einjährige Lämmer28samt ihrem Speisopfer: drei Zehntel feines Mehl, mit Öl vermengt, zu je einem jungen Stier, zwei Zehntel zu dem Widder29und je ein Zehntel zu je einem Lamm von den sieben Lämmern30und einen Ziegenbock, um für euch Sühne zu schaffen.31Das alles sollt ihr darbringen über das tägliche Brandopfer und sein Speisopfer hinaus. Ohne Fehler soll’s sein, dazu ihre Trankopfer.