1Vanuit de vis bad Jona toen tot de HERE en zei:2‘In mijn grote moeilijkheden riep ik de HERE en Hij antwoordde mij, ik riep vanuit de diepten van de dood en U hoorde mij, HERE!3U wierp mij in de diepe zee, ik ging onder in het kolkende water en werd bedekt door uw wilde en woeste golven.4Toen zei ik: “Och HERE, U hebt mij de rug toegekeerd en mij weggejaagd. Zal ik uw heilige tempel ooit nog terugzien?”5Ik verdween onder de golven en zag de dood in de ogen. Het water sloot zich boven mij, het zeewier wond zich om mijn hoofd.6Ik zakte naar beneden, naar de voeten van de bergen die oprijzen uit de zeebodem. Ik was voor altijd van het leven afgesloten en zat als een gevangene in het land van de dood. Maar, HERE, mijn God, U hebt mij tussen de kaken van de dood weggerukt!7Toen ik alle hoop had laten varen, dacht ik nog eenmaal aan de HERE. En mijn oprechte gebed ging uit naar U in uw heilige tempel.8Wie afgoden vereren, keren de genade van de HERE de rug toe!9Maar ik zal nooit iemand anders aanbidden dan U! Want hoe kan ik U genoeg danken voor alles wat U voor mij hebt gedaan? Mijn besluit staat vast. Ik zal met een loflied op de lippen mijn beloften nakomen. Want verlossing komt van de HERE alleen.’10Toen gaf de HERE de vis bevel Jona op het strand uit te spugen en het dier deed dat.
1Aber der HERR ließ einen großen Fisch kommen, Jona zu verschlingen. Und Jona war im Leibe des Fisches drei Tage und drei Nächte. (Mat 12:40; Mat 16:4)2Und Jona betete zu dem HERRN, seinem Gott, im Leibe des Fisches3und sprach: Ich rief zu dem HERRN in meiner Angst, und er antwortete mir. Ich schrie aus dem Rachen des Todes, und du hörtest meine Stimme. (Ps 120:1)4Du warfst mich in die Tiefe, mitten ins Meer, dass die Fluten mich umgaben. Alle deine Wogen und Wellen gingen über mich, (Ps 42:8)5dass ich dachte, ich wäre von deinen Augen verstoßen, ich würde deinen heiligen Tempel nicht mehr sehen. (Ps 31:23)6Wasser umgaben mich bis an die Kehle, die Tiefe umringte mich, Schilf bedeckte mein Haupt. (Ps 18:5; Ps 69:2)7Ich sank hinunter zu der Berge Gründen, der Erde Riegel schlossen sich hinter mir ewiglich. Aber du hast mein Leben aus dem Verderben geführt, HERR, mein Gott! (Ps 103:4)8Als meine Seele in mir verzagte, gedachte ich an den HERRN, und mein Gebet kam zu dir in deinen heiligen Tempel. (Ps 142:2)9Die sich halten an das Nichtige, verlassen ihre Gnade. (Ps 31:7)10Ich aber will mit Dank dir Opfer bringen. Meine Gelübde will ich erfüllen. Hilfe ist bei dem HERRN. (Ps 3:9; Ps 50:14; Ps 116:17)11Und der HERR sprach zu dem Fisch, und der spie Jona aus ans Land.