van Biblica1Goddelozen vluchten, ook als ze niet worden achtervolgd, maar iedere rechtvaardige heeft de moed van een jonge leeuw.2Als de inwoners van een land veel zondigen, volgen de koningen elkaar in snel tempo op, maar verstandige en wijze onderdanen maken lange regeerperioden mogelijk.3Een arme man die andere armen onderdrukt, lijkt op een verwoestende slagregen die alle gewassen op het veld neerslaat.4Wie de wet de rug toekeren, hebben bewondering voor de goddelozen, maar wie naar de wet leven, binden de strijd tegen hen aan.5Boosdoeners begrijpen niet wat de HERE van hen verwacht, maar zij die naar de HERE luisteren, beseffen dat maar al te goed.6Een arme die oprecht en eerlijk leeft, is beter dan een zondaar, ook al is die rijk.7Wie leeft naar de wet, is een verstandige zoon. Maar wie het gezelschap van brassers zoekt, bezorgt zijn ouders schande en verdriet.8Wie zijn rijkdom verzamelt door woekerrente en te hoge prijzen, doet al dat werk, zonder het te beseffen, voor degene die zich over de armen ontfermt.9Wie weigert naar de wet te luisteren, moet weten dat God zijn gebed verafschuwt.10Wie oprechten ompraat en op het verkeerde pad brengt, stort zelf in de kuil die hij voor hen groef. Wie God volgen, zullen echter gelukkig worden.11Een rijk man doet wat hem goeddunkt, maar de arme die verstandiger is dan hij, kijkt dwars door zijn rijkdom en weelde heen.12Wanneer het de rechtvaardigen goed gaat, gaat het het hele land goed, maar bij de opkomst van de goddelozen verbergen de mensen zich uit angst.13Wie niet voor zijn zonden uitkomt, kent geen voorspoed, maar wie ze belijdt en zijn leven betert, kan rekenen op liefde en genade.14Gelukkig is hij die ontzag heeft voor de HERE, maar wie opstandig blijft, wordt in het verderf gestort.15Een goddeloze leider van een arm volk gaat tekeer als een brullende leeuw en een grommende beer.16Een onverstandige koning bezorgt zijn onderdanen veel onderdrukking, maar wie niet alles opoffert aan geldelijk gewin, wordt oud.17Wie een moord op zijn geweten heeft, zal tot zijn dood toe vluchten. Laat niemand hem daarvan weerhouden!18Wie oprecht leeft, wordt gered, maar wie van twee walletjes wil eten, zal ten val komen.19Wie zijn land bebouwt, krijgt genoeg te eten, maar wie met leeglopers optrekt, staat armoede te wachten.20Wie betrouwbaar is, zal volop worden gezegend, maar wie ten koste van alles rijk wil worden, zal zijn straf niet ontlopen.21Partijdig zijn is niet goed, maar al voor een stuk brood is men ertoe bereid.22Wie nietsontziend rijkdom najaagt, wordt een gierig en kwaadaardig mens. Hij weet het nog niet, maar armoede staat hem te wachten.23Wie wordt berispt, zal merken dat hem dat goeddoet en dat het beter is dan wanneer hij naar de mond wordt gepraat.24Wie zijn ouders berooft en zegt: ‘Daar is niets verkeerds aan,’ is slecht en staat gelijk aan een misdadiger.25Een onbescheiden mens is een aanstichter van ruzie, maar wie op de HERE vertrouwt, gaat het goed.26Wie op eigen oordeel vertrouwt, is een dwaas, maar wie op Gods wijsheid bouwt, ontkomt aan de straf.27Wie een arme geeft, zal zelf geen gebrek lijden, maar wie de nood van de armen niet wil zien, zal veelvuldig worden vervloekt.28Wanneer de goddelozen aan de macht komen, verbergen de mensen zich uit angst, maar wanneer die goddelozen omkomen, gaat het de rechtvaardigen weer goed.
Spreuken 28
English Standard Version
van Crossway1The wicked flee when no one pursues, but the righteous are bold as a lion. (Lev 26:8; Lev 26:17; 1 Sam 17:32; Ps 53:5)2When a land transgresses, it has many rulers, but with a man of understanding and knowledge, its stability will long continue. (1 Kon 15:27; 1 Kon 16:8; 2 Kon 15:8)3A poor man who oppresses the poor is a beating rain that leaves no food. (Mat 18:28)4Those who forsake the law praise the wicked, but those who keep the law strive against them. (1 Kon 18:18; 1 Kon 18:21; Neh 13:11; Neh 13:15; Ps 10:3; Mat 3:7; Mat 14:4; Rom 1:32; Ef 5:11)5Evil men do not understand justice, but those who seek the Lord understand it completely. (Ps 92:6; Ps 119:100; Joh 7:17; Joh 12:39; 1 Cor 2:15; Jak 1:5; 1 Joh 2:20; 1 Joh 2:27)6Better is a poor man who walks in his integrity than a rich man who is crooked in his ways. (Spr 19:1; Spr 28:18)7The one who keeps the law is a son with understanding, but a companion of gluttons shames his father. (Spr 23:20; Spr 29:3)8Whoever multiplies his wealth by interest and profit[1] gathers it for him who is generous to the poor. (Ex 22:25; Lev 25:36; Job 27:17; Spr 14:31)9If one turns away his ear from hearing the law, even his prayer is an abomination. (Ps 109:7; Spr 15:8)10Whoever misleads the upright into an evil way will fall into his own pit, but the blameless will have a goodly inheritance. (Ps 7:15; Mat 6:33)11A rich man is wise in his own eyes, but a poor man who has understanding will find him out. (Job 13:9; Spr 26:5; Spr 26:16)12When the righteous triumph, there is great glory, but when the wicked rise, people hide themselves. (Spr 11:10; Spr 28:28; Spr 29:2; Pr 10:5)13Whoever conceals his transgressions will not prosper, but he who confesses and forsakes them will obtain mercy. (Job 31:33; Ps 32:3; Ps 32:5; 1 Joh 1:8; 1 Joh 1:9)14Blessed is the one who fears the Lord[2] always, but whoever hardens his heart will fall into calamity. (Ps 95:8; Spr 23:17; Jes 66:2; Fil 2:12)15Like a roaring lion or a charging bear is a wicked ruler over a poor people. (Ex 1:14; Ex 1:16; Ex 1:22; 2 Kon 2:24; Spr 19:12; Mat 2:16; 1 Petr 5:8)16A ruler who lacks understanding is a cruel oppressor, but he who hates unjust gain will prolong his days. (Spr 6:32)17If one is burdened with the blood of another, he will be a fugitive until death;[3] let no one help him. (Gen 9:6)18Whoever walks in integrity will be delivered, but he who is crooked in his ways will suddenly fall. (Spr 3:23; Spr 10:9; Spr 28:6)19Whoever works his land will have plenty of bread, but he who follows worthless pursuits will have plenty of poverty. (Spr 12:11)20A faithful man will abound with blessings, but whoever hastens to be rich will not go unpunished. (Spr 16:5)21To show partiality is not good, but for a piece of bread a man will do wrong. (Spr 18:5; Ez 13:19)22A stingy man[4] hastens after wealth and does not know that poverty will come upon him. (Spr 22:16; Spr 23:6; Spr 28:20)23Whoever rebukes a man will afterward find more favor than he who flatters with his tongue. (Spr 27:5; Spr 29:5)24Whoever robs his father or his mother and says, “That is no transgression,” is a companion to a man who destroys. (Spr 18:9)25A greedy man stirs up strife, but the one who trusts in the Lord will be enriched. (Spr 11:25; Spr 13:4; Spr 15:18)26Whoever trusts in his own mind is a fool, but he who walks in wisdom will be delivered. (1 Cor 3:18)27Whoever gives to the poor will not want, but he who hides his eyes will get many a curse. (Spr 11:24; Spr 19:17; Spr 29:7)28When the wicked rise, people hide themselves, but when they perish, the righteous increase. (Job 24:4; Spr 28:12)