van Biblica1Een mens kan van alles van plan zijn, maar de HERE bepaalt de loop van de gebeurtenissen.2Een mens doet wat hem het beste lijkt, maar de HERE weet wat daarbij in hem omgaat.3Leg uw werk in de handen van de HERE, dan zullen uw plannen werkelijkheid worden.4De HERE heeft alles met een doel gemaakt, ook de goddeloze voor de dag van de straf.5De HERE verafschuwt alle hooghartigen, zij en hun nakomelingen zullen hun straf niet ontlopen.6Door liefde en trouw wordt de misdaad vergeven en uit ontzag voor de HERE mijdt men het kwaad.7Als iemand leeft zoals de HERE wil, laat Hij het zelfs in orde komen met zijn vijanden.8Beter weinig, maar met oprechtheid, dan oneerlijk verkregen rijkdom.9Een mens bepaalt in zijn hart wat hij wil doen, maar de HERE heeft het laatste woord.10De koning is scherpzinnig en zijn vonnissen zijn goed.11De HERE hanteert de weegschaal van het recht, de gewichten komen uit zijn handen.12Koningen moeten een afkeer hebben van goddeloosheid, want alleen oprechtheid is een goede basis voor de troon.13Koningen moeten rechtvaardige uitspraken liefhebben, zij houden van mensen die de waarheid spreken.14De woede van de koning leidt tot de dood, wie wijs is, weet die woede te stillen.15De vriendelijkheid van de koning geeft leven, zijn gunst is als een langverwachte regen.16Het is beter wijsheid te krijgen dan puur goud, beter uitnemend inzicht te hebben dan zilver.17De oprechte mens moet een weg volgen waarop geen kwaad ligt. Wie goed uitkijkt waar hij gaat, beschermt zijn leven.18Trots komt voor de vernietiging en hoogmoed voor de val.19Het is beter bescheiden te zijn met vriendelijke mensen dan de buit te delen met trotse mensen.20Wie Gods woord ter harte neemt, zal het goede vinden, gelukkig is hij die op de HERE vertrouwt.21Iemand met een wijs hart zal verstandig worden genoemd en zijn woorden zullen goede lessen in zich bergen.22Het verstand van goede leermeesters is een bron van leven, maar de lessen van de dwazen leiden naar de dood.23Het hart van een verstandig mens laat hem wijze woorden spreken, en die vormen een overvloed van wijze lessen.24Vriendelijke uitspraken zijn als een honingraat, zoet voor de ziel en medicijn voor het lichaam.25Iemand kan van zichzelf denken dat hij goed leeft, maar toch leidt zijn levensweg naar de dood.26Een arbeider moet hard werken omdat hij anders niets te eten heeft. Zijn maag zet hem tot werken aan.27Een boosdoener heeft altijd kwaad in de zin, zijn woorden kwetsen, alsof het brandende pijlen waren.28Een slecht mens is een constante bron van ruzie en een stiekeme roddelaar weet zelfs de beste vriendschap kapot te maken.29Een gewelddadig mens tracht ook de ander aan te steken en leidt hem zo op de verkeerde weg.30Hij sluit zijn ogen om zich beter te kunnen concentreren op zijn slechte plannen en voert ze ook uit, met samengeknepen lippen.31Grijze haren zijn het sieraad van hen die de goede weg bewandelen.32Een geduldig mens is beter dan een sterk mens, en wie zichzelf goed in bedwang heeft, is sterker dan de man die steden inneemt.33Het lot wordt weliswaar ongezien geworpen, maar de HERE bepaalt hoe het valt.
Spreuken 16
English Standard Version
van Crossway1The plans of the heart belong to man, but the answer of the tongue is from the Lord. (Mat 10:19)2All the ways of a man are pure in his own eyes, but the Lord weighs the spirit.[1] (1 Sam 16:7; Spr 12:15; Spr 21:2; Spr 24:12; Spr 30:12)3Commit your work to the Lord, and your plans will be established. (Ps 37:5)4The Lord has made everything for its purpose, even the wicked for the day of trouble. (Ex 9:16; Job 21:30; Rom 11:36)5Everyone who is arrogant in heart is an abomination to the Lord; be assured, he will not go unpunished. (Spr 6:16; Spr 8:13; Spr 11:21; Spr 28:20; Luk 16:15)6By steadfast love and faithfulness iniquity is atoned for, and by the fear of the Lord one turns away from evil. (Job 28:28; Spr 14:16; Spr 16:17; Dan 4:27)7When a man’s ways please the Lord, he makes even his enemies to be at peace with him. (Gen 26:28; 2 Kron 17:10)8Better is a little with righteousness than great revenues with injustice. (Spr 15:16)9The heart of man plans his way, but the Lord establishes his steps. (Ps 37:23; Spr 16:1; Spr 19:21; Spr 20:24; Jer 10:23)10An oracle is on the lips of a king; his mouth does not sin in judgment. (1 Kon 3:28)11A just balance and scales are the Lord’s; all the weights in the bag are his work. (Spr 11:1)12It is an abomination to kings to do evil, for the throne is established by righteousness. (Spr 20:28; Spr 25:5; Spr 29:14; Jes 16:5)13Righteous lips are the delight of a king, and he loves him who speaks what is right. (Spr 14:35; Spr 22:11)14A king’s wrath is a messenger of death, and a wise man will appease it. (Spr 19:12; Spr 20:2; Spr 25:15)15In the light of a king’s face there is life, and his favor is like the clouds that bring the spring rain. (Job 29:23; Job 29:24; Ps 72:6; Spr 16:13)16How much better to get wisdom than gold! To get understanding is to be chosen rather than silver. (Spr 3:14; Spr 8:10; Spr 8:19; Spr 10:20)17The highway of the upright turns aside from evil; whoever guards his way preserves his life. (Spr 16:6)18Pride goes before destruction, and a haughty spirit before a fall. (Spr 11:2)19It is better to be of a lowly spirit with the poor than to divide the spoil with the proud. (Ex 15:9; Spr 29:23; Jes 57:15)20Whoever gives thought to the word[2] will discover good, and blessed is he who trusts in the Lord. (Ps 2:12; Spr 19:8)21The wise of heart is called discerning, and sweetness of speech increases persuasiveness. (Spr 16:23)22Good sense is a fountain of life to him who has it, but the instruction of fools is folly. (Spr 10:11)23The heart of the wise makes his speech judicious and adds persuasiveness to his lips. (Ps 37:30; Mat 12:34)24Gracious words are like a honeycomb, sweetness to the soul and health to the body. (Ps 19:10; Spr 4:22; Spr 15:26)25There is a way that seems right to a man, but its end is the way to death.[3]26A worker’s appetite works for him; his mouth urges him on. (Pr 6:7)27A worthless man plots evil, and his speech[4] is like a scorching fire. (Spr 6:12; Spr 6:14; Spr 6:19; Jak 3:6)28A dishonest man spreads strife, and a whisperer separates close friends. (Spr 15:18; Spr 17:9; Spr 18:8; Spr 26:20; Spr 26:22)29A man of violence entices his neighbor and leads him in a way that is not good. (Spr 1:10)30Whoever winks his eyes plans[5] dishonest things; he who purses his lips brings evil to pass. (Spr 2:12; Spr 6:13)31Gray hair is a crown of glory; it is gained in a righteous life. (Spr 3:1; Spr 17:6; Spr 20:29)32Whoever is slow to anger is better than the mighty, and he who rules his spirit than he who takes a city. (Spr 14:29; Spr 19:11; Spr 25:28)33The lot is cast into the lap, but its every decision is from the Lord. (Spr 29:26; Hand 1:26)