van Biblica1Een psalm van Asaf.2Laat iets van U horen, o God. Spreek toch en blijf niet werkeloos toezien.3Uw tegenstanders gaan tekeer. De mensen die U haten, krijgen de overhand.4Zij beramen aanslagen tegen uw volk en overleggen hoe zij uw volgelingen kunnen aanvallen.5Zij zeggen tegen elkaar: ‘We gaan dat hele volk uitroeien. Niemand kent dan nog het volk van Israël.’6Zij waren het al snel eens en hebben een verdrag gesloten om gezamenlijk tegen U op te staan.7De Edomieten en Ismaëlieten, de Moabieten en de Hagrieten.8De Gebalieten, Ammonieten en Amalekieten, en ook de Filistijnen, samen met de inwoners van de stad Tyrus.9Ook Assur kwam erbij, het helpt de nakomelingen van Lot.10Doe met hen maar hetzelfde als U met de Midjanieten deed en als met Sisera. Of zoals met Jabin bij de rivier de Kison.11Zij werden bij Endor verslagen en gedood, hun lijken dienden als mest voor het land.12Dood hun leiders, zoals U met de koningen Oreb en Zeëb hebt gedaan. Doe met hun koningen hetzelfde als U deed met de Midjanitische koningen Zebach en Salmunna.13Want zij wilden uw land in bezit nemen.14Mijn God, laat hen zweven als de zaadjes van een distel, blaas hen weg als kaf dat door de wind wordt verdreven.15Zoals het vuur een bos verbrandt en de vlammen de bergen roodgloeiend maken,16achtervolg hen zo met uw storm, jaag hun schrik aan met uw wervelwind.17Maak hen te schande, misschien zullen zij dan ooit nog eens naar U zoeken, HERE.18Laten zij zich schamen en door schrik overmand worden, laat hen door de grond gaan van berouw.19Dan zullen zij eindelijk beseffen dat U de HERE bent, dat U de Allerhoogste bent op de aarde.
1A Song. A Psalm of Asaph. O God, do not keep silence; do not hold your peace or be still, O God! (Ps 28:1; Ps 50:1)2For behold, your enemies make an uproar; those who hate you have raised their heads. (Ri 8:28; Ps 2:1)3They lay crafty plans against your people; they consult together against your treasured ones. (Neh 4:8; Ps 27:5; Ps 31:20)4They say, “Come, let us wipe them out as a nation; let the name of Israel be remembered no more!” (Est 3:6; Ps 74:8; Jer 48:2)5For they conspire with one accord; against you they make a covenant—6the tents of Edom and the Ishmaelites, Moab and the Hagrites, (Gen 25:12; 1 Kron 5:10; 2 Kron 20:10; Ps 137:7)7Gebal and Ammon and Amalek, Philistia with the inhabitants of Tyre; (Joz 13:5; 1 Sam 4:1; 1 Sam 15:2; Ps 83:6; Ez 27:3; Am 1:6; Am 1:9)8Asshur also has joined them; they are the strong arm of the children of Lot. (Deut 2:9; Deut 2:19; 2 Kon 15:19)9Do to them as you did to Midian, as to Sisera and Jabin at the river Kishon, (Num 31:7; Ri 4:7; Ri 4:15; Ri 4:24; Ri 5:21; Jes 9:4)10who were destroyed at En-dor, who became dung for the ground. (Joz 17:11; 1 Sam 28:7; Job 20:7)11Make their nobles like Oreb and Zeeb, all their princes like Zebah and Zalmunna, (Ri 7:25; Ri 8:3; Ri 8:5)12who said, “Let us take possession for ourselves of the pastures of God.” (2 Kron 20:11)13O my God, make them like whirling dust,[1] like chaff before the wind. (Job 13:25; Job 21:18; Ps 1:4; Jes 17:13)14As fire consumes the forest, as the flame sets the mountains ablaze, (Deut 32:22; Jes 9:18; Jes 10:16)15so may you pursue them with your tempest and terrify them with your hurricane! (Job 9:17)16Fill their faces with shame, that they may seek your name, O Lord. (Job 10:15; Ps 35:4; Ps 35:26)17Let them be put to shame and dismayed forever; let them perish in disgrace, (Ps 35:4)18that they may know that you alone, whose name is the Lord, are the Most High over all the earth. (Ex 6:3; Ps 9:2; Ps 18:13; Ps 59:13; Ps 97:9)